Discriminatie mag niet bij 'dynamische verkeerscontrole'
De politie mag niet discrimineren door een voertuig voor verkeerscontrole te selecteren uitsluitend of hoofdzakelijk op basis van etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of de inzittende. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag in een zaak over de dynamische verkeerscontrole. In deze zaak waarin een verdachte werd vrijgesproken van het in bezit hebben van verdovende middelen omdat zijn auto werd stilgehouden in het kader van een zogenoemde dynamische verkeerscontrole is van discriminatie volgens de Hoge Raad niet gebleken.
De zaak moet volgens de Hoge Raad over omdat de politie, anders dan het hof had geoordeeld, de bevoegdheid tot verkeerscontrole niet oneigenlijk heeft gebruikt. Het hof oordeelde dat de politie bevoegdheden had gebruikt voor opsporing van strafbare feiten in plaats van verkeerscontrole. Daarom was het bewijs tegen de verdachte onrechtmatig verkregen, aldus het hof. Het Openbaar Ministerie stelde tegen deze uitspraak cassatieberoep in.
Bij een dynamische verkeerscontrole worden specifieke auto’s gecontroleerd vooral met betrekking tot personen van wie de politie denkt dat zij crimineel actief zijn. Dat gebeurt op grond van bepaalde risicokenmerken. In deze zaak werd de auto waarin de verdachte reed ter controle aan de kant gezet omdat de politie over informatie beschikte dat de auto gehuurd was bij een maatschappij waarvan bekend was dat die aan criminelen verhuurde. Bovendien was het een voor de wijk waarin werd gereden opvallend dure auto en trok de combinatie van een Oost-Europees persoon met een Hindoestaans/Surinaamse man als inzittenden de aandacht. Nadat het rijbewijs en de kentekenpapieren waren gecontroleerd, vroeg de politie in een gesprekje met de bestuurder en de bijrijder toestemming om hen te fouilleren en de auto te doorzoeken. Die toestemming werd verleend. Daarbij werd in de achterbak een tas met wiet en cannabistoppen aangetroffen.
De Hoge Raad oordeelt dat een verkeerscontrole aan de wettelijke eisen voldoet als hierbij daadwerkelijk het rijbewijs en de kentekenpapieren zijn gecontroleerd. Dat de verkeerscontrole wordt ingezet om opsporingshandelingen mogelijk te maken, maakt die controle nog niet onrechtmatig. De controlebevoegdheid is in dat geval niet uitsluitend gebruikt voor opsporing.
Anders dan het hof heeft geoordeeld, zijn in deze zaak de bevoegdheden voor deze verkeerscontrole niet uitsluitend gebruikt voor opsporing. Rijbewijs en kenteken zijn immers gecontroleerd. De verkeerscontrole is dan ook niet onrechtmatig.
De verkeerscontrole is wél onrechtmatig als een voertuig uitsluitend of hoofdzakelijk op basis van etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of de inzittende voor controle wordt geselecteerd. De rechter moet dan in de specifieke zaak bepalen welke gevolgen hij daaraan verbindt.