Handvatten voor afbakening medeplegen en medeplichtigheid

14 april 2016

De Hoge Raad heeft in de afgelopen anderhalf jaar een aantal arresten gewezen waaruit blijkt dat de Hoge Raad een strakkere grenslijn trekt tussen medeplegen aan de ene kant en medeplichtigheid aan de andere kant (HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:713/716/718).

Daarmee heeft de Hoge Raad tevens de reikwijdte van de strafbaarstelling van medeplegen ingeperkt. De Hoge Raad overweegt in deze arresten dat het in de praktijk een belangrijke en moeilijke vraag is wanneer de samenwerking tussen de daders zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. De regelmaat waarin in cassatie over deze problematiek bij de Hoge Raad wordt geklaagd, bevestigt deze constatering.

Naar aanleiding daarvan hebben de advocaten-generaal Hofstee en Spronken zeven cassatiezaken geselecteerd en daarin simultaan op 5 april 2016 een conclusie genomen. Deze conclusies bevatten alle een gelijkluidende door hen gezamenlijk geschreven voorafgaande beschouwing. Hierin brengen Hofstee en Spronken aan de hand van recente arresten van de Hoge Raad gewezen na 2 december 2014 mogelijke onduidelijkheden omtrent medeplegen in samenhang met medeplichtigheid in kaart. Deze analyse wordt afgesloten met een hopelijk voor de rechtspraktijk bruikbaar beslisschema, dat vervolgens op de zeven zaken bij de bespreking van de klachten wordt toegepast.

Uitspraken

ECLI:NL:PHR:2016:233
ECLI:NL:PHR:2016:234