Veroordeling van Badr Hari definitief
De Hoge Raad laat de veroordeling van kickbokser Badr Hari in stand. Het hof veroordeelde Hari voor onder meer zware mishandeling tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 10 voorwaardelijk.
De klachten in cassatie beperkten zich tot de zware mishandeling van Koen Everink in de skybox van Amsterdam Arena en een poging tot zware mishandeling met een kapotgeslagen glas in de club Jimmy Woo. Het bewijs hiervoor zou volgens de advocaat van de verdachte onvoldoende en onbegrijpelijk zijn gemotiveerd.
In cassatie is geen ruimte voor een (nieuwe) selectie of waardering van het bewijs. Die selectie en waardering is bij uitstek de taak van de rechtbank en het hof. De Hoge Raad grijpt alleen in als bewijs ontbreekt of als de onderbouwing van het hof met betrekking tot het bewijs onbegrijpelijk is.
Volgens de advocaat-generaal die de Hoge Raad in deze zaak adviseerde is het hof in deze zaak al uitvoerig ingegaan op wat er volgens de verdediging van Badr Hari niet zou deugen aan het bewijs. Deze overwegingen van het hof zijn helder en juist, aldus de advocaat-generaal. De advocaat-generaal ziet dan ook geen reden voor vernietiging van de beslissing van het hof.
De Hoge Raad volgt het advies van de advocaat-generaal en verwerpt het cassatieberoep met een verkorte standaard motivering.