Hoge Raad geeft meer duidelijkheid over het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken

17 augustus 2018

De Hoge Raad geeft vandaag in drie arresten meer duidelijkheid over de verstrekking van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

Indien een belanghebbende in bezwaar of beroep gaat, is de Inspecteur (of bij lagere overheden: de heffingsambtenaar) op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht alle op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. Het gaat dan om alle stukken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil.

In een arrest van 4 mei 2018 heeft de Hoge Raad regels gegeven over de uitleg van dit voorschrift (HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672). In de uitspraken van vandaag verstrekt de Hoge Raad verdere duidelijkheid.

In de eerste zaak gaat het over het ter inzage leggen van op de zaak betrekking hebbende stukken. De Hoge Raad oordeelt dat deze verplichting zich niet uitstrekt tot informatie die de heffingsambtenaar zelf niet kan raadplegen. Als  een door de heffingsambtenaar genomen besluit voortkomt uit een geautomatiseerd proces, moet de heffingsambtenaar desgewenst wel zorgdragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de keuzes, aannames en gegevens die bij dat proces zijn gehanteerd.

De zaak  ging over  een belanghebbende die het niet eens was met de hoogte van de aan haar afgegeven WOZ-beschikking. De WOZ-waarde was onder meer  gebaseerd op grondstaffels (overzichten van de (opbouw van) kavelwaardes). De belanghebbende verzocht in de bezwaarfase om inzage in de grondstaffels. De grondstaffels waren opgenomen in het softwareprogramma dat voor de waardebepaling werd gebruikt en technisch gezien was het op dat moment niet mogelijk de grondstaffels uit dat programma te herleiden. Ten tijde van het hoger beroep was dat inmiddels wel mogelijk en heeft de heffingsambtenaar de grondstaffels alsnog verstrekt.

In deze omstandigheid dat de grondstaffels pas in het hoger beroep en niet al in de bezwaarfase zijn verstrekt, zag het Hof aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De heffingsambtenaar stelde beroep in cassatie in.

In zijn cassatieberoep voert de heffingsambtenaar aan dat die proceskostenveroordeling onterecht is, omdat het in de bezwaarfase technisch gezien niet mogelijk was de grondstaffels uit het programma te herleiden hij ze dus niet kon raadplegen en dus ook niet konden worden verstrekt. Deze klacht is op zichzelf juist, omdat de heffingsambtenaar niet kan worden verplicht informatie te verstrekken die hij zelf niet kan raadplegen. De Hoge Raad wijst er echter op  dat als een belanghebbende de werking van een door de heffingsambtenaar gehanteerd softwareprogramma wil controleren en zo nodig wil betwisten, de heffingsambtenaar ervoor moet zorgen dat de keuzes, aannames en gegevens die bij dat softwareprogramma zijn gehanteerd, inzichtelijk en controleerbaar zijn. Op die manier wordt voorkomen dat de WOZ-beschikking, vanuit de belanghebbende bezien, het resultaat is van een "black box".

In het oordeel van het Hof over de proceskostenveroordeling ligt volgens de Hoge Raad besloten dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase heeft verzuimd de hiervoor bedoelde  inzichtelijkheid en controleerbaarheid te verschaffen. Om die reden kon het Hof toch besluiten de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
Het cassatieberoep van de heffingsambtenaar is ongegrond verklaard.

In het tweede arrest oordeelt de Hoge Raad dat een verzoek tot overlegging van een bepaald op de zaak betrekking hebbend stuk niet kan worden afgewezen op de grond dat de rechter het geschilpunt waarop dat stuk betrekking heeft ten nadele van de belanghebbende kan beslechten op basis van ander bewijsmateriaal. Niet kan worden uitgesloten dat het oordeel van de rechter anders zou luiden na kennisneming van dat stuk.

In het derde arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als de belanghebbende zelf beschikt over een stuk dat van belang kan zijn voor de beoordeling van zijn zaak, dit niet betekent dat de inspecteur niet is gehouden op verzoek van de belanghebbende (een afschrift van) dat stuk als een op de zaak betrekking hebbend stuk over te leggen. Die omstandigheid kan wel van belang zijn voor de beantwoording van de vraag welke gevolgen de rechter verbindt aan het niet overleggen van dat stuk door de Inspecteur.

Uitspraken