Veroordeling verdachte in het onderzoek naar de Utrechtse serieverkrachter blijft in stand
De veroordeling van de verdachte in het onderzoek naar de Utrechtse serieverkrachter blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde de man op 8 februari 2017 tot de maximumstraf van zestien jaar wegens de verkrachting van vier, deels heel jonge, vrouwen in september 1995 en in oktober 2001. De verkrachtingen vonden plaats in hetzelfde gebied aan de oostkant van Utrecht.
De verdachte heeft tegen deze veroordeling cassatie ingesteld. In cassatie is onder meer geklaagd over het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de verkrachting in oktober 2001. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het verdachte is geweest die deze verkrachting heeft gepleegd. In onderling verband beschouwd steunt dit oordeel van het hof op een DNA-match met verdachte naar aanleiding van een spoor op de jurk van de vrouw, overeenkomsten tussen de wijze waarop de verkrachting in 2001 heeft plaatsgevonden en die van de andere drie vrouwen in 1995 en overeenkomsten in het signalement dat het slachtoffer uit 2001 en twee slachtoffers uit 1995 van de verdachte hebben gegeven. Volgens de Hoge Raad staat aan dit oordeel van het hof niets in de weg.
Ook de overige cassatieklachten geven geen aanleiding tot vernietiging van de uitspraak. De veroordeling is daarmee definitief.