Beslissing Hof in 'tipgeverzaak' blijft niet in stand

8 november 2019

De beslissing van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2018 in een zaak over belastingaanslagen die zijn opgelegd met gebruik van bewijsmateriaal dat van een tipgever is verkregen, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.

De ‘tipgeverzaak’ gaat over het volgende. De Belastingdienst heeft documenten van een tipgever verkregen met informatie over Luxemburgse bankrekeningen van Nederlanders. De tipgever ontving daarvoor een beloning. Met gebruik van de informatie van de tipgever heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen opgelegd aan houders van die bankrekeningen. Dat is ook in deze zaak gebeurd.

De zaak draait in de kern om de vraag of de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat de rekeninghouder in de jaren waarvoor de aanslagen zijn opgelegd Luxemburgse bankrekeningen heeft aangehouden en niet heeft verantwoord in de belastingaangifte. De Belastingdienst heeft geweigerd de naam van de tipgever en details van de afspraken die met hem zijn gemaakt, bekend te maken. Het gerechtshof vond het wel voorhanden bewijsmateriaal  betrouwbaar maar oordeelde dat als gevolg van de handelwijze van de Inspecteur het bewijsmateriaal van gebruik moet worden uitgesloten. Het gerechtshof heeft hiervoor van belang geacht of de tipgever het materiaal op strafbare wijze in bezit heeft gekregen en zo ja, welk strafbaar feit dit oplevert.

De staatssecretaris van Financiën stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad is van oordeel dat het gerechtshof in de belastingzaak zelfstandig dient te oordelen over de bruikbaarheid van het bewijsmateriaal en dat daarvoor niet leidend is wat in een eventuele strafzaak zou worden geoordeeld. Voor het oordeel over de bruikbaarheid van het door de tipgever overhandigde materiaal is geen onderzoek nodig naar de aard of ernst van het strafbaar handelen waardoor de tipgever dat materiaal in handen heeft gekregen. Het oordeel van het gerechtshof op dit punt is volgens de Hoge Raad juridisch niet in orde. Dat oordeel heeft het gerechtshof ten grondslag gelegd aan zijn beslissing dat het bewijsmateriaal van gebruik moet worden uitgesloten. Die beslissing houdt daarom in cassatie geen stand. Datzelfde geldt ook voor de mede daarop berustende beslissing van het gerechtshof om de gevolgen van de keuze van de Inspecteur om de naam van de tipgever en niet alle details van de afspraken met de tipgever bekend te maken, voor rekening van de Inspecteur te brengen.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de Staatssecretaris gegrond. De uitspraak van het gerechtshof wordt vernietigd. De zaak moet verder worden behandeld door het gerechtshof in Amsterdam.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2019:1715