Rookruimtes in horeca zijn niet toegestaan
De uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen is ongeldig. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Eerder was dit al beslist door het Haagse gerechtshof.
Vanaf 1 juli 2008 is in Nederland een rookverbod van kracht voor de horeca. Op dat verbod geldt een uitzondering voor daarvoor aangewezen rookruimtes. De belangenvereniging Nederlandse Niet-rokersvereniging CAN heeft een procedure tegen de Staat aangespannen om deze uitzondering ongedaan te maken. CAN is van mening dat de uitzondering in strijd is met de Kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik van de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties (het WHO-Kaderverdrag). Dat is een verdrag waarbij Nederland partij is.
Het hof stelde CAN in het gelijk. Art. 8 van het WHO-Kaderverdrag houdt in dat de verdragspartijen effectieve maatregelen moeten nemen tegen blootstelling aan tabaksrook in ‘indoor public places’. Daaronder vallen ook rookruimtes in horeca-instellingen. Niet-rokers en werknemers kunnen die ruimtes betreden en daar aan tabaksrook worden blootgesteld. Het hof heeft daarom geoordeeld dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes onverbindend is.
De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat de uitspraak van het hof juist is. Daarvoor verwijst de Hoge Raad naar zijn uitspraak tussen de Staat en CAN uit 2014. In die uitspraak heeft de Hoge Raad beslist dat de destijds gemaakte uitzondering op het rookverbod voor kleine cafés onverbindend was wegens strijd met art. 8 van het WHO-Kaderverdrag. Voor rookruimtes in horeca-instellingen geldt volgens de Hoge Raad hetzelfde.
De uitspraak van de Hoge Raad betekent dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen definitief ongeldig is.