Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling in 'Enschedese voogdijmoord' in stand laten

25 augustus 2020

De veroordeling van een verdachte wegens het medeplegen van moord op haar ex-vriend in de nacht van 26 op 27 september 2014 in Enschede, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Paridaens de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De zaak

De zaak, die ook wel bekendstaat als de Enschedese voogdijmoord, betreft het volgende. De verdachte is door het gerechtshof veroordeeld voor het medeplegen van moord op haar ex-vriend. Ruim een week voor de gepleegde levensberoving had de voorzieningenrechter in een door de ex-vriend aangespannen kort geding bepaald dat de verdachte met haar dochtertje uit Bergen op Zoom moest terugkeren naar Enschede, zodat haar ex-vriend, die nog in Enschede woonde, niet te ver van zijn dochter zou wonen. Vanaf de maandag volgend op het weekend waarin de ex-vriend is vermoord, had de verdachte op grond van deze uitspraak een dwangsom van € 250,- moeten betalen per dag dat zij nog niet in Enschede woonde. De verdachte heeft haar betrokkenheid bij de levensberoving ontkend. De rechtbank sprak haar vrij omdat haar bijdrage aan de moord onvoldoende werd geacht, maar het gerechtshof kwam tot een veroordeling voor het medeplegen van moord. Het gerechtshof heeft een gevangenisstraf opgelegd van dertien jaar. De vrouw stelde beroep in cassatie in.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Ze klagen onder meer dat het hof niet voldoende heeft gereageerd op het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van de medeverdachte wegens onbetrouwbaarheid niet voor het bewijs hadden mogen worden gebruikt. Ook zou het bewezenverklaarde ‘medeplegen’ onvoldoende zijn gemotiveerd.

Standpunt AG

De AG is van mening dat deze cassatieklachten niet slagen. Het hof heeft vastgesteld dat de medeverdachte op vele punten inconsistent en op onderdelen leugenachtig heeft verklaard. Daarom moet behoedzaam met deze verklaringen worden omgegaan. Volgens de AG blijkt dat de door het hof gebruikte verklaringen van de medeverdachte die dragend zijn voor het bewijs, voldoende steun vinden in ander bewijs en door het hof betrouwbaar zijn geacht. Het hof heeft dit gebruik voor het bewijs ook voldoende gemotiveerd. Wat betreft het medeplegen heeft het hof geoordeeld dat het zwaartepunt van de door de verdachte geleverde bijdrage ligt in haar initiërende rol en haar intellectuele bijdrage, die als wezenlijk moeten worden gezien. Daarbij overwoog het hof dat de verdachte degene is geweest die het slachtoffer dood wilde hebben en dat zij meermalen hardop en in het bijzijn van haar nieuwe vriend het slachtoffer dood wenste. Verder blijkt uit sms-verkeer tussen haar en haar nieuwe vriend dat zij hem heeft ingeschakeld voor het doden van haar ex-vriend. Ook heeft de verdachte een niet onaanzienlijke rol gespeeld bij de voorbereiding van de moord. De AG vindt dat het hof in dit geval heeft kunnen oordelen dat sprake is van medeplegen van de moord. Daaraan doet niet af dat het hof niet heeft vastgesteld dat de medeverdachte de dodelijke messteek aan het slachtoffer heeft toegebracht en de mogelijkheid openblijft dat een door de medeverdachte meegenomen derde dat heeft gedaan.

Ook de andere cassatieklachten over het bewijs slagen volgens de AG niet. Ze adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordeling in stand te laten.

In verband met de duur van de procedure adviseert de AG de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf iets te verlagen. Ook constateert de AG dat aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel het dwangmiddel gijzeling had moeten worden verbonden in plaats van vervangende hechtenis. Zij adviseert de Hoge Raad de door het hof genomen beslissing op dit punt aan te passen.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2020:734