Veroordeling voor doodslag echtgenote in Zevenbergen definitief

25 augustus 2020

De veroordeling van een verdachte wegens het doden van zijn vrouw op 22 september 2016 in Zevenbergen, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In de ochtend van 22 september 2016 werd het levenloze lichaam van de vrouw van de verdachte aangetroffen in hun gezamenlijke woning. Volgens de verdachte zou er ‘s nachts ruzie zijn geweest omdat er - kort gezegd - een andere man in het spel was. Aan zijn eigen handelen stelde verdachte geen herinnering te hebben. In de procedure bij de rechtbank en het gerechtshof heeft de verdediging van verdachte in verband met het ontbreken van de herinnering (onder meer) gesteld dat de verdachte door een zogenoemde dissociatieve stoornis geen controle had over zijn handelen. De verdachte zou daarom niet met opzet hebben gehandeld. Het gerechtshof ging, net als de rechtbank eerder, hierin niet mee. Het hof veroordeelde de verdachte voor doodslag en legde een gevangenisstraf van twaalf jaar op.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Ze klagen onder meer dat het hof het verwerpen van de stellingen van de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd en dat het hof aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten onrechte vervangende hechtenis heeft verbonden in plaats van gijzeling.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de eerste cassatieklacht niet slaagt. Hij heeft die klacht zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond is en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproept. Wel constateert de Hoge Raad dat aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel het dwangmiddel gijzeling had moeten worden verbonden in plaats van vervangende hechtenis. De Hoge Raad past op dit punt de door het hof genomen beslissing aan.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling en de opgelegde gevangenisstraf definitief.

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1317