Veroordelingen wegens doodslag op Ierse man die werd aangetroffen in IJmeer definitief
De veroordelingen van twee Ierse mannen wegens onder meer betrokkenheid bij het doden van een 29-jarige landgenoot die in februari 2009 zwaar verminkt werd aangetroffen in het IJmeer, blijven in stand. Dat geldt eveneens voor de veroordeling van een derde verdachte wegens het wegmaken van het lichaam van het slachtoffer. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Het lichaam van het slachtoffer werd op 24 februari 2009 in stukken gesneden en gezaagd in het IJ gevonden. Het slachtoffer zou na een ruzie in de Rotterdamse woning van één van de verdachten met een mes zijn doodgestoken. De bewoner van deze woning zweeg aanvankelijk maar wees later de twee andere verdachten aan als verantwoordelijken voor de dood van het slachtoffer en het wegmaken van zijn lichaam. Later bekende hij ook zelf een rol te hebben gehad bij het laatstgenoemde strafbare feit.
De twee hoofdverdachten werden door het gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf wegens het medeplegen van doodslag en het medeplegen van het wegmaken van het lichaam; de derde verdachte kreeg 21 maanden celstraf opgelegd voor alleen betrokkenheid bij het wegmaken van het lichaam.
Cassatieklachten
Alle drie verdachten stelden beroep in cassatie in. In cassatie is door de twee hoofdverdachten onder meer geklaagd over het door het hof gebruiken van de verklaring van de derde verdachte dat de twee anderen verantwoordelijk zijn voor de dood van het slachtoffer, voor het bewijs terwijl het hof deze getuige niet zelf op zitting heeft gehoord. Dit zou in strijd zijn met het recht op een eerlijk proces.
De Hoge Raad heeft deze cassatieklacht verworpen. Het hof is terughoudend omgegaan met de getuigenverklaring en heeft deze gebruikt in samenhang met ander bewijs. Het hof heeft namelijk vastgesteld dat de verklaring van de getuige op belangrijke punten wordt ondersteund door ander bewijs, zoals gebruikte telefoonnummers, zendmast- en peilgegevens, sms- en belcontacten en aangetroffen DNA-materiaal. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit voldoende heeft gemotiveerd. Omdat de getuige bij de rechtbank en rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging is gehoord en de daar afgelegde verklaringen steun vinden in dit andere bewijs, heeft het hof de verklaringen kunnen gebruiken, ook zonder deze getuige opnieuw te horen in de hoger beroepsprocedure. Het recht op een eerlijk proces staat daaraan niet in de weg.
De Hoge Raad heeft ook het cassatieberoep van de derde verdachte verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat het cassatieberoep ongegrond is en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproept.
Met de uitspraak van de Hoge Raad zijn de veroordelingen definitief.