Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling voor de moord op Koen Everink in stand laten
De veroordeling van een 33-jarige man uit Rotterdam wegens de moord op Koen Everink en de diefstal van een zeer kostbaar horloge van hem, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.
De zaak
Op 4 maart 2016 werd zakenman Koen Everink dood aangetroffen in zijn woning in Bilthoven. Hij was door vele messteken om het leven gebracht. Net als de rechtbank vond het gerechtshof bewezen dat de verdachte het slachtoffer in de avond/nacht van 3 maart op 4 maart 2016 met voorbedachte raad door messteken om het leven heeft gebracht. Die avond is ook een kostbaar IWC-horloge van het slachtoffer verdwenen, dat later in het bezit (van de familie) van de verdachte is aangetroffen. Het hof heeft de verdachte naast moord ook voor diefstal van dat horloge veroordeeld. Het gerechtshof legde een gevangenisstraf op van 20 jaar. De verdachte stelde beroep in cassatie in.
Cassatieklachten
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Hij vindt onder meer dat het hof ten onrechte diverse verzoeken tot het doen van nader onderzoek, onder meer naar het aangetroffen bloedspoor op de bijrijdersstoel in de auto van de verdachte, heeft afgewezen. Ook is in de visie van de verdediging de voorbedachte raad bij de bewezenverklaring van moord onvoldoende gemotiveerd.
Standpunt AG
In de visie van de AG gaan deze cassatieklachten niet op. Bij de rechtbank zijn vier deskundigen gehoord over het bloedspoor en is de advocaat in de gelegenheid gesteld deze vier te bevragen. Ook heeft de advocaat zelf twee deskundigenrapporten ingebracht. Gelet hierop vindt de AG dat het hof heeft kunnen oordelen dat het zich voldoende voorgelicht vond en dat nader onderzoek niet noodzakelijk was.
Voor wat betreft de voorbedachte raad heeft het gerechtshof vooral twee aanwijzingen gehanteerd voor het bewijs. Dit zijn de zoekopdrachten op de iPad van de verdachte die overeenkomen met de wijze waarop Everink om het leven is gekomen en het gebruikte mes dat niet afkomstig is uit de woning van het slachtoffer en dus door de verdachte moet zijn meegebracht. Het hof heeft uit de feiten en omstandigheden afgeleid dat de verdachte het vooropgezette plan had om Everink van het leven te beroven en dat de verdachte vóór de uitvoering van de moord heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Omdat contra-indicaties ontbreken vindt de AG het oordeel van het hof juridisch juist en ook voldoende gemotiveerd. Ook de overige cassatieklachten slagen in zijn visie niet.
Wel ziet de AG aanleiding om aan de aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel en de daaraan verbonden vrijheidsbeneming aandacht te besteden in verband met nieuwe wetgeving die per 1 januari 2020 in werking is getreden. Volgens de AG moet die nieuwe wetgeving onmiddellijk worden toegepast en dient de overgangsbepaling op dit punt buiten toepassing te blijven. De AG is van mening dat het dictum op dit punt correctie behoeft maar dat kan door de Hoge Raad bij de uitspraak zelf worden aangepast en heeft geen invloed op de hoogte van de opgelegde straf.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 26 mei 2020.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.