Strafrechtelijk beslag in zaak tegen oprichter Stichting Loterijverlies blijft gehandhaafd
De beslissing van de rechtbank van januari 2019 om de beslagen te handhaven in de zaak tegen de oprichter van Stichting Loterijverlies (hierna: Loterijverlies) en enkele aan hem gekoppelde BV’s blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
Strafzaak en beslag
De oprichter van Loterijverlies wordt verdacht van betrokkenheid bij belastingfraude, verduistering, valsheid in geschrift en opzettelijk witwassen. In het strafrechtelijk onderzoek werden verschillende goederen in beslag genomen, waaronder administratie, gegevensdragers en een aantal auto’s en werd er beslag gelegd op een aantal bankrekeningen. De oprichter van Loterijverlies diende daartegen een beklag in bij de rechtbank. Hij wilde dat de beslagen zouden worden opgeheven.
Beslissing rechtbank
De rechtbank verklaarde het beklag tegen het beslag ongegrond. De rechtbank oordeelde op basis van de inhoud van het dossier en uit hetgeen tijdens het onderzoek in raadkamer naar voren was gekomen, dat voor alle verdenkingen ernstige bezwaren aanwezig waren. Ook was het opsporingsonderzoek naar deze verdenkingen nog niet afgerond. Verder was van een situatie dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelend strafrechter de verdachte een geldboete of een ontnemingsmaatregel zal opleggen, geen sprake. De beslagen konden dan ook worden gehandhaafd.
Cassatie(klachten)
De oprichter van Loterijverlies en de aan hem gekoppelde BV’s stelden tegen deze beslissing van de rechtbank beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. Ze klagen er onder meer over dat de beslissing van de rechtbank over het beklag tegen een aantal beslagen niet voldoende is gemotiveerd omdat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft toegepast. Ook zou de rechtbank geen onderzoek hebben verricht naar de vraag of voortzetting van het beslag wel proportioneel is en of met minder ingrijpende middelen zou kunnen worden volstaan.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen. De Hoge Raad heeft de cassatieklachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat het cassatieberoep ongegrond is en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproept.
Met de uitspraak van de Hoge Raad is de beslissing van de rechtbank definitief.