Veroordelingen 'Context'-verdachten blijven in stand
De veroordelingen van vier verdachten in het terrorismeproces ‘Context’ blijven in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
In de zaak Context gaat het om een Haags samenwerkingsverband waarvan het gerechtshof Den Haag bewezen achtte dat het een criminele en terroristische organisatie betreft. Volgens het hof had deze organisatie onder meer het oogmerk op het opruien tot deelname aan de gewapende strijd in Syrië, het werven van Syriëgangers, het financieren van terrorisme en het bevorderen of vergemakkelijken van door jihadstrijders te plegen levensdelicten in Syrië. Onder invloed en met behulp van deze organisatie zijn uit Nederland mensen afgereisd naar Syrië om zich bij de gewapende strijdgroepen aan te sluiten. Het gerechtshof legde de verdachten straffen op variërend van een gevangenisstraf van vijf jaar en drie maanden tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk.
Cassatieklachten
Vier van de verdachten zijn het niet eens met de uitspraak van het hof. Zij hebben cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. Van deze verdachten vindt het gerechtshof bewezen dat zij deel hebben uitgemaakt van de organisatie. Eén van hen zou daarnaast zelf naar Syrië zijn gegaan en daar onder meer hebben deelgenomen aan een trainingskamp voor terrorisme. De andere drie zouden vanuit Nederland hebben bijgedragen aan de organisatie. In dat verband worden zij ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan diverse uitingsdelicten, onder meer op sociale media. Zij hebben bijvoorbeeld via internet, Facebook en Twitter berichten verspreid die geweld en martelaarschap van deelnemers aan de Jihadistische strijd in Syrië verheerlijken.
De advocaten van de verdachten vragen de Hoge Raad de beslissingen van het gerechtshof te vernietigen. De drie verdachten die niet in Syrië zijn geweest, klagen met name dat de door hen veelal op internet gedane en verspreide uitingen niet ‘opruien tot enig strafbaar feit’, zoals dat in het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld. Zij klagen daarnaast ook dat hun veroordeling voor deze uitingsdelicten een niet-gerechtvaardigde beperking is van hun vrijheid van godsdienst en van hun vrijheid van meningsuiting.
Deze cassatieklachten slagen niet. Het gerechtshof oordeelde dat in de uitingen van verdachten op sociale media en internet werd opgeroepen tot het daadwerkelijk afreizen naar Syrië om deel te nemen aan de gewapende strijd en het plegen van (terroristische) misdrijven. Het deelnemen aan de gewapende strijd die destijds plaatsvond in onder meer Syrië, hield altijd het plegen van terroristische misdrijven in, zo stelde het Hof vast. Daarmee is sprake van strafbare opruiing. De Hoge Raad vindt dat oordeel juridisch juist en ook voldoende gemotiveerd. Verder heeft het Hof geoordeeld dat de verdachten de grondrechten van vrijheid van godsdienst en meningsuiting hebben ingezet voor het aanzetten tot deelname aan de gewapende strijd in Syrië, waarin het plegen van terroristische misdrijven besloten ligt. Dit is in strijd met de essentie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad vindt dat het Hof in dit geval heeft kunnen oordelen dat van een niet-gerechtvaardigde beperking van de grondrechten geen sprake is, en dat het Hof dit ook voldoende heeft gemotiveerd.
Namens de verdachte die naar Syrië is afgereisd, zijn klachten naar voren gebracht die voornamelijk betrekking hebben op zijn veroordeling wegens het deelnemen aan een trainingskamp voor terrorisme. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet gegrond zijn.
Met de uitspraak van de Hoge Raad zijn de veroordelingen definitief. Vanwege de duur van de procedure worden de opgelegde gevangenisstraffen iets verminderd.
Uitspraken rechtspraak.nl
ECLI:NL:HR:2020:448
ECLI:NL:HR:2020:449
ECLI:NL:HR:2020:450
ECLI:NL:HR:2020:447