Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling voor verkrachting en doden Anne Faber in stand laten
De veroordeling van de man voor de verkrachting en het doden van Anne Faber eind september 2017, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag. Wel is de AG van mening dat de zaak op het punt van de strafoplegging opnieuw beoordeeld moet worden.
De zaak
Op 29 september 2017 verdween Anne Faber tijdens een fietstocht. Op 9 oktober 2017 werd de verdachte aangehouden naar aanleiding van een match tussen zijn DNA-profiel en een DNA-profiel dat was aangetroffen op de inmiddels gevonden jas van de vrouw. Op 11 oktober 2017 verklaarde de verdachte waar hij het lichaam van het slachtoffer had begraven, waarna haar lichaam op die plaats ook is aangetroffen. Het hof vond - net als de rechtbank - bewezen dat de verdachte de vrouw heeft verkracht, van haar vrijheid heeft beroofd en heeft gedood. Ook werd hij veroordeeld voor mishandeling van vijf medewerkers van het Pieter Baan Centrum.
Tijdens de aanhouding van de verdachte is er gedreigd met geweld en geweld gebruikt en is hij niet op zijn zwijgrecht gewezen. Het hof stelde vast dat daarmee de rechten van verdachte zijn geschonden en dat dit een onherstelbaar vormverzuim is, maar heeft hieraan geen gevolgen verbonden voor de strafoplegging in de zin van strafvermindering. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 28 jaar en tbs opgelegd. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in.
Cassatie(klachten)
De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. De eerste klacht gaat over de manier waarop het hof het bewijs voor de gekwalificeerde doodslag heeft opgeschreven in zijn uitspraak. De andere klacht gaat over het oordeel van het hof dat het bedreigen van de verdachte met de inzet van de diensthond en het toepassen van geweld dat heeft geleid tot letsel door het hof is aangemerkt als een vernederende en mensonterende behandeling, maar niet als foltering in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast is geklaagd dat het hof ten onrechte geen strafvermindering heeft toegepast.
Standpunt AG
De AG is van mening dat de eerste cassatieklacht niet slaagt. De veroordeling kan wat de AG betreft dan ook in stand blijven. De tweede cassatieklacht slaagt in zijn visie (deels) wel. Het oordeel van het hof dat de gebeurtenissen rond de aanhouding van de verdachte een vernederende en onmenselijke behandeling opleveren maar dat door dit handelen geen ernstig en wreed lijden is veroorzaakt dat maakt dat sprake is van foltering, is volgens hem juridisch juist en ook voldoende gemotiveerd. Wat betreft de strafoplegging stelt de AG zich op het standpunt dat het hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn afweging om het vastgestelde vormverzuim niet met strafvermindering te compenseren. De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de uitspraak op het punt van de strafoplegging te vernietigen en opnieuw te laten beoordelen.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad is voornemens voor de zomer uitspraak te doen.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Conclusie op rechtspraak.nl
Zie ook
Op de website rechtspraak.nl vindt u meer informatie over deze zaak.