Veroordeling wegens poging doodslag door vergiftiging 4-jarig zoontje blijft in stand

19 mei 2020

De veroordeling van een vrouw wegens een poging tot doodslag door vergiftiging van haar 4-jarige zoon op 22 mei 2016 in Amsterdam, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Het gerechtshof stelde onder meer vast dat de verdachte heeft geprobeerd haar destijds vier jaar oude zoon door vergiftiging om het leven te brengen. Uit wanhoop over de uitzichtloze situatie waarin zij zich bevond en de vele problemen waarvoor zij zich zag gesteld, wilde zij op deze wijze daaraan een einde maken. Zij diende haar zoon (en zichzelf) het zeer giftige en in Nederland verboden middel Aldicarb toe; een middel waarmee in Oeganda onder andere ratten worden vergiftigd. Vervolgens belde ze de hulpdiensten maar vertelde niet over het gif. Het gerechtshof vond poging doodslag bewezen en legde een gevangenisstraf van vier jaar op. De verdachte stelde beroep in cassatie in.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Ze klaagt erover dat het hof het bewijs voor opzet niet voldoende heeft gemotiveerd, dat het hof ten onrechte niet heeft aangenomen dat sprake was van vrijwillige terugtred door de verdachte en dat de opgelegde straf onvoldoende is gemotiveerd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is van oordeel dat deze cassatieklachten niet slagen en heeft de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond zijn en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling definitief.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:894