Geen deelnemingsvrijstelling voor voordelen uit cum/ex transacties

6 november 2020

Ongedekte callopties kunnen geen deelneming vormen en voordelen uit cum/ex-transacties vallen niet onder de deelnemingsvrijstelling. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Belanghebbende is een marketmaker die rond de uitkering van een superdividend door een Duitse beursgenoteerde vennootschap zogenoemde cum/ex-transacties heeft verricht. Als onderdeel van deze transacties heeft belanghebbende aandelen in de Duitse vennootschap waarvan zij niet de juridische of economische eigendom had (dus ‘bezitloos’), aan derden verkocht.

De kopers kochten deze aandelen van belanghebbende voor een prijs waarin de waarde van het dividend was begrepen (cum dividend). Pas nadat het (super)dividend was uitgekeerd, heeft belanghebbende aandelen in de Duitse vennootschap – voor een prijs waarin geen dividend was begrepen (ex dividend) – gekocht en vervolgens aan de kopers geleverd.

Aangezien de ‘bezitloze’ verkoop door belanghebbende aan de kopers tot stand kwam tegen een prijs die was gebaseerd op de waarde van het Duitse aandeel cum dividend en belanghebbende de aandelen aan de kopers ex dividend leverde, moest belanghebbende op grond van de destijds geldende Duitse beursregels een aanvullende, dividendvervangende betaling aan de kopers te doen ter grootte van het meeverkochte dividend. Die betaling mocht ‘netto’ worden gedaan, dat wil zeggen, na aftrek van een bedrag aan Duitse dividendbelasting.

Op grond van de destijds geldende Duitse regelgeving hoefde belanghebbende die dividendbelasting echter niet aan de Duitse fiscus af te dragen. Voor belanghebbende leverden de cum/ex-transacties per aandeel een voordeel op dat in beginsel gelijk was aan het bedrag van de Duitse dividendbelasting van 21,1 procent van het dividend (hierna: het cum/ex voordeel)

Het geschil

Om aan haar verplichting tot levering van de ‘bezitloos’ verkochte aandelen te voldoen, heeft belanghebbende een omvangrijke positie opgebouwd in callopties. Uitoefening van die callopties zouden recht geven op meer dan 5 procent van de uitstaande aandelen in de Duitse vennootschap. In cassatie is onder meer in geschil of de callopties een deelneming vormden en of het cum/ex voordeel vrijgesteld is als voordeel uit hoofde van een deelneming.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het belang bij een tot een deelneming behorend aandeel niet wordt opgesplitst in de zin van het Falconsarrest (ECLI:NL:HR:2002:AD8488) als de schrijver van de calloptie op het tijdstip waarop de optieovereenkomst wordt gesloten niet beschikt over de onderliggende aandelen die bij uitoefening van de calloptie geleverd zouden moeten worden.

Dit brengt mee dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op de voor- en nadelen uit de desbetreffende calloptie.

Verder oordeelt de Hoge Raad dat het cum/ex-voordeel zijn oorsprong niet vindt in de waardeontwikkeling van het (verkochte) aandeel in de Duitse vennootschap maar uitsluitend in de wijze waarop de Duitse belastingwetgeving en Duitse beursregels toepassing vinden op cum/ex-transacties met betrekking tot dat aandeel.

Gelet op de strekking van de deelnemingsvrijstelling kan het cum/ex voordeel daarom niet worden aangemerkt als een door belanghebbende uit haar aandeelhouderschap genoten voordeel uit hoofde van een deelneming.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1738