Herziening in zaak 'Rosmalense flatmoord'
De Hoge Raad heeft vandaag de aanvraag tot herziening van advocaat-generaal Aben gegrond verklaard in een zaak waarin het gaat om de veroordeling voor doodslag op een 37-jarige vrouw in Rosmalen op 10 april 2000. Aan de verdachte werd hiervoor de tbs-maatregel opgelegd.
De zaak
Deze zaak staat ook wel bekend als de 'Rosmalense flatmoord'. Op 10 april 2000 werd het levenloze lichaam van een 37-jarige vrouw aangetroffen in het halletje van hun gemeenschappelijke flatwoning. Haar partner werd als verdachte aangehouden en vervolgd. Uit onderzoek is destijds gebleken dat een halsslagader van de vrouw was doorgesneden.
Het gerechtshof heeft zich bij het onderzoek geconcentreerd op twee scenario’s: hetzij de verdachte heeft de keel van de vrouw met een mes doorgesneden, hetzij de vrouw heeft zichzelf met een mes de keel doorgesneden. Voor eventuele andere scenario’s waren geen aanknopingspunten. Het hof verwierp op basis van twee rapportages en de verklaring van een deskundige het scenario van zelfdoding en achtte voldoende bewijs aanwezig voor doodslag. Het hof ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging omdat het misdrijf hem niet kon worden toegerekend. Hij kreeg tbs met dwangverpleging opgelegd voor het misdrijf en daarnaast voor een bedreiging, waarvoor geen herziening is gevraagd. De uitspraak werd in 2008 onherroepelijk.
Verzoek tot nader onderzoek
In 2016 diende de raadsman van de veroordeelde een verzoek tot nader onderzoek in bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal Aben, die de zaak in behandeling kreeg, vroeg advies aan de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS). Deze adviescommissie adviseert over de wenselijkheid en inhoud van nader onderzoek. Op verzoek van de ACAS is door deskundigen van het NFI nader onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek bleek volgens het NFI dat het bloedsporenbeeld meer past bij het scenario waarin de man niet aanwezig is geweest bij het overlijden van de vrouw dan bij het scenario waarin hij wel aanwezig is geweest. Bovendien is door een forensisch arts van het NFI onderzoek verricht aan foto’s van de snijwond in de hals van de vrouw. Deze arts kwam tot de conclusie dat de snijwond geen informatie gaf over de vraag of de wond door de vrouw bij zichzelf is aangebracht, of door een ander persoon.
Deze nieuwe conclusies wijken af van de conclusies van de eerdere deskundigen.
De ACAS adviseerde de advocaat-generaal in juni 2018 aanvullend fysiek sporenonderzoek te laten doen aan de kleding en schoenen zelf. De advocaat-generaal volgde dit advies. Het aanvullend onderzoek is uitgevoerd door het NFI. Deze onderzoeksresultaten steunen de eerder door het NFI getrokken conclusie dat zelfmoord waarschijnlijker is dan moord/doodslag.
Herzieningsaanvraag AG bij de Hoge Raad
De resultaten van de onderzoeken vormden de aanleiding voor de door AG Aben in oktober 2018 ingediende aanvraag tot herziening . Aben betoogde in de vordering dat op grond van de nieuwe onderzoeksresultaten de veroordeling moet worden herzien. In zijn visie verhouden de nieuwe rapporten zich slecht met de bewezenverklaring voor doodslag en wijzen ze in de richting van zelfdoding. Met deze nieuwe inzichten kon het gerechtshof destijds nog niet bekend zijn. Nadat de Hoge Raad op 13 november 2018 een tussenarrest heeft gewezen, heeft de AG de eerdere deskundigen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de rapportages van het NFI en is nader onderzoek gedaan naar bij het slachtoffer bestaande waandenkbeelden. Ten slotte is een hoogleraar forensische geneeskunde de opdracht verleend om te rapporteren op basis van dezelfde uitgangsgegevens als alle deskundigen die in deze zaak hebben gerapporteerd. Deze hoogleraar kwam tot de conclusie dat zelfmoord veel waarschijnlijker is dan doodslag. De advocaat-generaal heeft vervolgens de vordering in juli 2020 aangevuld.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat de nieuwe rapportages moeten worden aangemerkt als een nieuw gegeven, een novum. De rapportages zien op de verklaringen van een huisarts over een bij het slachtoffer levende waan, de resultaten van het bloedspoorpatroononderzoek en de resultaten van het forensisch-geneeskundig onderzoek over de verwondingen van het slachtoffer.
De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag daarom gegrond en verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof zal de zaak tegen de veroordeelde opnieuw moeten onderzoeken en beoordelen.