Hoge Raad beslist over teruggaaf van dividendbelasting aan Duits fonds

23 oktober 2020

Een buitenlands beleggingsfonds kan onder omstandigheden recht hebben op teruggaaf van dividendbelasting. Dat is de uitkomst van een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad over de vraag of een Duits fonds recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.

Achtergrond

Het Duitse fonds had voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant het standpunt ingenomen dat hij, net als een in Nederland gevestigd beleggingsfonds dat de status heeft van een fiscale beleggingsinstelling, recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. Volgens het fonds kan hij een dergelijk recht ontlenen aan het recht van de Europese Unie, in het bijzonder de vrijheid van kapitaalverkeer.

De Rechtbank heeft bij beslissingen van 1 augustus 2016 (ECLI:NL:RBZWB:2016:4829), 8 mei 2017 (ECLI:NL:RBZWB:2017:2886) en 26 februari 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:801) prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd.

De Hoge Raad heeft naar aanleiding van de vragen van 1 augustus 2016 het Hof van Justitie van de Europese Unie verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vragen over de uitleg van Europese rechtsregels (ECLI:NL:HR:2017:342). Nadat het Hof van Justitie bij arrest van 30 januari 2020 de vragen van de Hoge Raad had beantwoord (ECLI:EU:C:2020:51) geeft de Hoge Raad vandaag zijn prejudiciële beslissing op de vragen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant..

Beslissing Hoge Raad

De vragen stelden aan de orde of de Europese vrijheid van kapitaalverkeer meebrengt dat, en zo ja onder welke voorwaarden, een buitenlands beleggingsfonds – net als een (Nederlandse) fiscale beleggingsinstelling – recht heeft op teruggave van de ten laste van dit fonds ingehouden Nederlandse dividendbelasting.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat een buitenlands beleggingsfonds onder omstandigheden in dezelfde positie verkeert als een in Nederland gevestigd beleggingsfonds en dan recht heeft op teruggave van de dividendbelasting. In het arrest geeft de Hoge Raad aanknopingspunten wanneer dat zich voordoet. Volgens de Hoge Raad is er een belemmering van het kapitaalverkeer wanneer aan een dergelijk buiten Nederland gevestigd beleggingsfonds geen teruggaaf wordt verleend van Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividenden die het heeft ontvangen van in Nederland gevestigde vennootschappen. Die belemmering kan niet worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang.

Vervolgens heeft de Hoge Raad beslist dat aan een beleggingsfonds dat niet in Nederland is gevestigd en dat voldoet aan de voorwaarden van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen rechtsherstel kan worden geboden door het verlenen van teruggaaf van ten laste van hem ingehouden dividendbelasting, en die teruggaaf te bepalen met inachtneming van een vervangende betaling. De belemmering van het kapitaalverkeer wordt op die manier weggenomen.

Met de beslissing van de Hoge Raad van vandaag komt hij terug van zijn eerdere beslissing in 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1777) dat een in het buitenland gevestigd beleggingsfonds niet vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling omdat een dergelijk beleggingsfonds niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de dividendbelasting.

Hoe verder

De rechtbank zal de zaak nu voortzetten en in haar uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook in andere vergelijkbare zaken, zullen de antwoorden van de Hoge Raad worden betrokken.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1674


Prejudiciële vraag

Een prejudiciële vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad is een vraag over de uitleg van een rechtsregel. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak en die ook van belang zijn voor de beslissing in een groot aantal andere zaken.