Herzieningsverzoek in zaak ‘Pettense campingmoord’ gegrond

20 april 2021

De herzieningsaanvraag in de zaak van de zogenoemde ‘Pettense campingmoord’ is gegrond. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. De zaak moet daarom opnieuw worden behandeld en berecht door het gerechtshof Den Haag.

In een herzieningsprocedure kunnen nieuwe aanwijzingen, waarmee de rechter niet eerder bekend was en die het ernstige vermoeden wekken dat de rechter niet tot een veroordeling was gekomen als hij destijds daarmee wel bekend was geweest (ook wel: nova), leiden tot vernietiging van een onherroepelijke veroordeling. De Hoge Raad vindt dat in deze zaak sprake is van dergelijke nieuwe aanwijzingen in de vorm van een deskundigenbericht en een nieuwe getuigenverklaring.

De zaak

In de vroege ochtend van 2 juli 1994 trof de politie, na een telefonische melding, op een camping in Petten het lichaam aan van een overleden Duitse man. Hij had twee steekwonden in zijn borst. Het slachtoffer bleek de avond ervoor op de camping te zijn aangekomen in gezelschap van een aantal andere Duitsers, onder wie de veroordeelde.

Nadat de politie aanvankelijk vermoedde dat een ander lid van de groep het feit had gepleegd, viel de verdenking op de verdachte. Deze legde vervolgens bekennende verklaringen af. Tijdens latere politieverhoren heeft hij die bekennende verklaringen echter ingetrokken en is hij het delict gaan ontkennen.

Het OM vervolgde hem voor doodslag. Na een vrijspraak in eerste aanleg werd hij in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Die straf heeft de veroordeelde deels uitgezeten.

Verzoek tot nader onderzoek

In juli 2017 is door de advocaten van de veroordeelde een verzoek tot nader onderzoek gedaan naar het bestaan van gronden voor herziening. Naar aanleiding van een positief advies van de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS), is nader onderzoek gedaan.
In dit nader onderzoek heeft onder meer een rechtspsycholoog rapport uitgebracht over de bekennende verklaringen van de veroordeelde. De conclusie van het rapport luidt dat de ernstige twijfel bestaat over de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de bekentenissen. Ook is een getuige gehoord in Duitsland die van de eerste verdachte (die inmiddels overleden is) had gehoord dat hij iemand in Nederland om het leven zou hebben gebracht.

Herzieningsverzoek

In september 2020 is door de advocaten van de veroordeelde een herzieningsverzoek ingediend. In dat verzoek zijn het rapport van de rechtspsycholoog en de nieuwe getuigenverklaring aangedragen als ‘nova’.

Oordeel Hoge Raad

In de zaak in kwestie berust de veroordeling (vrijwel) uitsluitend op de bekennende verklaringen van de veroordeelde. In de strafzaak is destijds geen deskundigenrapport opgesteld over het verloop van de verhoren en over het risico dat psychologische factoren hebben geleid tot een valse bekentenis. De Hoge Raad is van oordeel dat in het bijzonder de bevindingen van de rechtspsycholoog grond geven aan de stelling waarop de herzieningsaanvraag steunt. Als het hof met deze bevindingen bekend was geweest, had zij die bekentenissen hoogstwaarschijnlijk niet voor het bewijs gebruikt en zou zij de aanvrager hebben vrijgesproken van de strafbare feiten omdat ander bewijs voor de betrokkenheid van de veroordeelde ontbreekt

De herziening is daarom naar het oordeel van de Hoge Raad gegrond. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof Den Haag, voor een nieuwe behandeling en berechting.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:634