Veroordeling agent in zaak Mitch Henriquez blijft in stand
De veroordeling van één van de agenten die betrokken waren bij de aanhouding met fatale afloop van Mitch Henriquez in 2015 blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Henriquez werd tijdens een muziekfestival in het Haagse Zuiderpark in 2015 aangehouden. Toen hij zich verzette tegen zijn aanhouding, ontstond een worsteling waarbij hij op de grond belandde en een aantal agenten geweld gebruikte. Henriquez raakte buiten bewustzijn en overleed een dag later in het ziekenhuis. Twee agenten werden voor hun rol bij de aanhouding vervolgd. Eén van de agenten werd door het hof vrijgesproken. De andere agent werd veroordeeld wegens mishandeling met de dood tot gevolg. Het hof heeft, kort gezegd, geoordeeld dat de verdachte, door bij de aanhouding te lang met kracht een nekklem toe te passen, gelet op de daaraan verbonden risico’s, niet proportioneel en daarom onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof was ook van oordeel dat de dood van Henriquez aan deze verdachte kan worden toegerekend. De agent kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van een jaar opgelegd. Tegen deze uitspraak stelde hij beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Advies advocaat-generaal
Op 24 november 2020 adviseerde advocaat-generaal (AG) Keulen de Hoge Raad dat de veroordeling van de agent in stand kon blijven.
Cassatieklachten
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. De klachten zagen onder meer op de bewezenverklaring door het hof. Meer specifiek ging het om het oordeel van het hof dat de verdachte opzet op mishandeling had en dat het door de verdachte toegepaste geweld onrechtmatig was. Het uitoefenen van zijn politietaak zou het optreden van de agent rechtvaardigen, waardoor opzet op mishandeling niet bewijsbaar was. Daarnaast klaagde de advocaat van de verdachte over het oordeel van het hof dat de dood van Henriquez het gevolg is van het door de verdachte toegepaste geweld. Verder werd geklaagd over de verwerping door het hof van het verweer dat de verdachte dacht en mocht denken dat hij rechtmatig handelde. De advocaat meende ook dat het nieuwe wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar gevolgen moest hebben voor deze zaak.
Namens enkele nabestaanden van Henriquez zijn klachten ingediend over de beslissingen van het hof op door hen ingediende verzoeken tot schadevergoeding en over de beslissing van het hof dat de identiteit van de verdachte afgeschermd blijft.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de verdachte. Hij gaat in zijn arrest in op de vraag wanneer een agent die wordt vervolgd wegens het toepassen van geweld bij de aanhouding van een verdachte, zich kan beroepen op de rechtvaardigingsgrond van het uitoefenen van zijn politietaak. De Hoge Raad wijst erop dat die rechtvaardigingsgrond alleen van toepassing is als de agent heeft gehandeld in overeenstemming met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, die ook in de Politiewet zijn opgenomen. De Hoge Raad vindt het oordeel van het hof dat de verdachte zich niet met succes op die rechtvaardigingsgrond kon beroepen omdat hij door het te lang voortzetten van de krachtige nekklem niet proportioneel heeft gehandeld, niet onjuist of onbegrijpelijk. Ook de overige klachten van de agent vindt de Hoge Raad ongegrond.
De Hoge Raad heeft verder de klacht van een van de nabestaanden over het niet toekennen van wettelijke rente over de aan hem toegewezen schadevergoeding gegrond verklaard. De overige klachten van de nabestaanden heeft de Hoge Raad verworpen.