Veroordelingen in zaak ‘dodelijke woningoverval Gees’ blijven in stand

16 februari 2021

De veroordelingen van twee mannen wegens strafbare betrokkenheid bij een woningoverval met fatale afloop in Gees in juni 2016 blijven in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Op 30 juni 2016 vond een woningoverval plaats in Gees. Tijdens de overval is zeer heftig geweld gebruikt tegen de 69-jarige mannelijke bewoner, die vastgebonden is achtergelaten en als gevolg van dat geweld is komen te overlijden. De vrouwelijke bewoonster is door één van de verdachten gedwongen om door de woning mee te lopen om de kluizen aan te wijzen. Nadat alles uit de kluizen is gehaald, is zij in de badkamer eveneens vastgebonden en achtergelaten.

Er werden vier verdachten door het Openbaar Ministerie (OM) vervolgd wegens strafbare betrokkenheid bij de overval. Twee verdachten werden door het hof veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf en één verdachte tot 10 jaar gevangenisstraf en tbs. Deze verdachten stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De zaak tegen een van de twee verdachten die 13 jaar gevangenisstraf kreeg opgelegd, is in cassatie ingetrokken. Die veroordeling is daarmee onherroepelijk.

Cassatie(klachten)

In de cassatieprocedure vroegen de advocaten van de twee andere verdachten de Hoge Raad de veroordelingen te vernietigen.
In de zaak tegen de verdachte die werd veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf is onder meer geklaagd over de afwijzing van het verzoek tot inzage in de OM-journaals voor zover deze betrekking hebben op de beslissing om een bepaalde getuige te horen. Ook is geklaagd over het bewijs voor het bewezenverklaarde medeplegen van gekwalificeerde doodslag.
In de zaak tegen de verdachte die tien jaar celstraf en tbs kreeg opgelegd is onder meer geklaagd over het opleggen van de tbs-maatregel. Op de zitting zou daarover niet uitdrukkelijk zijn gesproken en ook is de tbs-maatregel niet door het OM in hoger beroep gevorderd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft in beide zaken alle cassatieklachten ongegrond verklaard.

In de eerste zaak heeft het hof geoordeeld dat inzage in de OM-journaals niet noodzakelijk was omdat in het procesdossier de zittingsaantekeningen van de toenmalige officier van justitie over de betreffende getuige zijn opgenomen en zij daarop op de zitting in hoger beroep als getuige een toelichting heeft gegeven. De Hoge Raad vindt die motivering voldoende.

In de andere zaak oordeelt de Hoge Raad dat uit de door het hof gegeven motivering van de oplegging van de tbs-maatregel blijkt dat is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden. Daarom, en omdat het hof op terechtzitting de rapportages van het Pieter Baan Centrum, de daarin gerapporteerde stoornis en de recidive van de verdachte heeft besproken, vindt de Hoge Raad dat het opleggen van de tbs-maatregel niet zo’n verbazing wekt dat het hof daartoe niet mocht overgaan. Verder overweegt de Hoge Raad dat het opleggen van een maatregel waarover partijen zich op de zitting niet hebben uitgelaten in beginsel niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Ondanks dat het OM de maatregel niet heeft gevorderd, is de beslissing van het hof niet in strijd met de wet en voldoende gemotiveerd.

Ook de andere cassatieklachten in beide zaken slagen niet. De Hoge Raad heeft deze cassatieklachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat het cassatieberoep ongegrond is en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad zijn de veroordelingen definitief. In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf in de tweede zaak negen jaar en negen maanden. De opgelegde tbs-maatregel blijft ongewijzigd in stand.

Uitspraken op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:217
ECLI:NL:HR:2021:218