Veroordeling wegens moord op man in Hippolytushoef blijft in stand
De veroordeling van een verdachte wegens het medeplegen van de moord op een 48-jarige man in Hippolytushoef blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Op 30 augustus 2015 werd in het Amstelmeerkanaal in Hippolytushoef het lichaam van een man aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat het slachtoffer vier dagen eerder om het leven was gebracht. Twee mannen en een vrouw werden door het OM vervolgd wegens betrokkenheid bij de levensberoving en het wegmaken van het lichaam.
Het gerechtshof veroordeelde de hoofdverdachte tot zeventien jaar en zes maanden gevangenisstraf wegens onder meer moord. Deze verdachte stelde tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. Ook diende een benadeelde partij een cassatieklacht in.
Oordeel Hoge Raad over de cassatieklachten van de verdachte
De advocaat van de verdachte heeft de Hoge Raad gevraagd de veroordeling te vernietigen. Hij klaagde er onder meer over dat het gerechtshof onvoldoende is ingegaan op het alternatieve scenario dat niet de verdachte maar de andere mannelijke medeverdachte het slachtoffer heeft gedood. Ook vindt de advocaat dat het hof de opgelegde straf onvoldoende heeft gemotiveerd, nu deze veel hoger is dan de door de rechtbank opgelegde en door het OM in hoger beroep geëiste straf.
De Hoge Raad oordeelt dat deze cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze ongegrond zijn en geen vragen oproepen die beantwoord moeten worden vanwege het belang van de rechtseenheid of de ontwikkeling van het recht.
Met het oordeel van de Hoge Raad is de veroordeling wegens het medeplegen van moord definitief. In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf zeventien jaar.
Oordeel Hoge Raad over de cassatieklachten van de benadeelde partijen
De advocaat van de benadeelde partij heeft geklaagd dat het hof ten onrechte vergoeding van bepaalde reiskosten niet heeft toegewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat deze cassatieklachten ongegrond zijn. Het oordeel van het hof dat er onder de gegeven omstandigheden geen ruimte is voor vergoeding van de door de benadeelde partij gevorderde kosten blijft daarmee in stand.