Advies AG aan Hoge Raad: beslissing hof dat aan eigenaar Beverwijkse Bazaar ten onrechte aanslagen vermakelijkhedenretributie zijn opgelegd kan in stand blijven

10 november 2021

De beslissing van het gerechtshof Amsterdam dat de Beverwijkse Bazaar geen vermakelijkheid is en geen vermakelijkhedenretributie hoeft te betalen, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) IJzerman de Hoge Raad in zijn conclusie die vandaag is gepubliceerd.

De zaak

De bazaar exploiteert als verhuurder en beheerder de Beverwijkse Bazaar, een warenmarkt in Beverwijk, bestaande uit hallen, een marktkantoor, en infrastructuur zoals wegen en parkeerplaatsen. De Bazaar verhuurt winkel- en horecaruimten. Het hallencomplex is een grotendeels overdekt winkelcentrum, dat in de weekenden is opengesteld voor publiek.

Over de jaren 2012 en 2016 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Beverwijk de Bazaar aanslagen in de gemeentelijke vermakelijkhedenretributie opgelegd. De heffingsambtenaar vindt dat de Beverwijkse Bazaar vermakelijkheden - op amusement gerichte activiteiten - aanbiedt, zoals activiteiten voor kinderen. De aanslag over 2012 was € 109.878 en over 2016 € 217.160.

Beslissing gerechtshof

Na vergeefs bezwaar en beroep van de Bazaar heeft het Hof de aanslagen vernietigd. Volgens het Hof heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat de Bazaar zodanige activiteiten organiseerde dat op grond daarvan De Bazaar een vermakelijkheid zou zijn. Dit is niet anders als ook door de huurders georganiseerde activiteiten, zoals ponyrijden, trampolinespringen en bepaalde kermisattracties aan de Bazaar worden toegerekend. Deze op het vermaak van kinderen gerichte activiteiten zijn beperkt in omvang en vinden op een relatief beperkte oppervlakte van het terrein plaats. De Bazaar als geheel wordt daardoor nog geen vermakelijkheid.

De gemeente Beverwijk heeft tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Advies AG

De AG onderschrijft het oordeel van het hof dat de Beverwijkse Bazaar geen vermakelijkheid is. De economische activiteit van de Bazaar is de exploitatie van haar vastgoed door verhuur aan derden van winkel- en horecaruimten. Het enkel bieden van gelegenheid om te winkelen en voedsel te nuttigen levert niet het geven van vermakelijkheden op, ook niet als honderden verschillende ondernemers hun waren en voedsel verkopen in bij elkaar gelegen bedrijfsruimten en hallen en daardoor een aantrekkelijker klimaat voor winkelen en het nuttigen van voedsel wordt gecreëerd. Een winkelcomplex is volgens de AG in principe niet te zien als een vermaaksinrichting. Dit kan anders zijn als in het winkelcomplex ook in betekenende mate sprake is van aanbod van op amusement gerichte activiteiten. Daarvan is hier volgens de AG geen sprake.

Overigens zou de AG ingeval huurders zelf bepaalde vermakelijkheden organiseren, niet weten waarom die initiatieven zonder meer zouden moeten worden toegerekend aan de Bazaar.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:1003