Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens medeplegen ‘vergismoord’ in Amsterdam kan in stand blijven
De veroordeling van een verdachte wegens onder meer het medeplegen van doodslag op een man op 7 september 2013 in Amsterdam kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.
De zaak
Op 7 september 2013 werd het slachtoffer op het moment dat hij de toegangsdeur van een woning wilde openen, neergeschoten. Hij overleed vrijwel direct aan zijn verwondingen. Uit het strafrechtelijk onderzoek bleek dat het slachtoffer voor zover bekend geen banden had met het criminele milieu en enkel ter plaatse was omdat hij in de desbetreffende woning, waar hij zelf niet woonde, voor de afwezige bewoner zorgdroeg voor de planten. Het is dan ook aannemelijk dat sprake is geweest van een vergissing aan de kant van de schutter. Voor deze schietpartij werden twee verdachten aangehouden en door het Openbaar Ministerie vervolgd.
De medeverdachte, die als de schutter wordt gezien, is al eerder onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 16 jaar en 7 maanden.
De verdachte in de zaak die nu aan de orde is, is door het gerechtshof Amsterdam in 2020 veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 9 jaar en tbs met dwangverpleging. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Hij stelt onder meer dat uit het door het hof gebruikte bewijs niet zou blijken dat de verdachte op de plaats delict is geweest en dat er onvoldoende bewijs zou zijn voor het medeplegen van doodslag, nu de verdachte zelf geen schoten heeft gelost of andere uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Advies van de AG
De AG is van mening dat de aangevoerde cassatieklachten niet slagen. Ten aanzien van de eerstgenoemde cassatieklacht oordeelde het gerechtshof dat uit telefoongegevens van de beide verdachten is gebleken dat zij ten tijde van het schietincident in de nabijheid van de plaats delict waren. De medeverdachte was op dat moment bovendien in het bezit van het wapen. Verder heeft het hof mede op basis van afgeluisterde telefoongesprekken vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte voor en kort na het schietincident samen waren. De conclusie van het hof dat de twee verdachten ten tijde van het schietincident samen waren op de plaats delict is volgens de AG dan ook gerechtvaardigd. De verdachte heeft ook geen aannemelijke verklaring kunnen geven waaruit volgt dat hij toch niet ter plaatse was.
Ten aanzien van het medeplegen van doodslag heeft het hof vastgesteld dat de beide verdachten op de bewuste dag naar de plaats delict zijn afgereisd voor het verrichten van criminele activiteiten. De medeverdachte had op dat moment en al enkele dagen daarvoor de beschikking over het door de verdachte geleverde vuurwapen. Gelet op het overige door het hof gebruikte bewijs moet het voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat bij die criminele activiteiten een vuurwapen zou worden gebruikt. Ook was de verdachte op het belangrijkste moment – dat van het schietincident zelf – aanwezig en heeft zich dus niet teruggetrokken, ook niet daarna. De AG vindt dat het hof onder deze omstandigheden kon oordelen dat de verdachte bewust en nauw met de medeverdachte, de schutter, heeft samengewerkt.
De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordeling in stand te laten.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 16 november 2021.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.