Oplegging ontnemingsmaatregel van bijna 2 miljoen Antilliaanse guldens aan voormalig minister-president van Curaçao blijft in stand

7 september 2021

De ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van bijna 2 miljoen Antilliaanse guldens van de voormalig minister-president van Curaçao blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In de strafzaak werd de voormalig minister-president Schotte wegens onder meer ambtelijke corruptie en witwassen onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Als bijkomende straf werd hij voor een periode van vijf jaar ontzet uit het recht om te worden verkozen bij verkiezingen. In de strafzaak is onder meer komen vast te staan dat hij hoge geldbedragen, die bedoeld waren om hem te bewegen tot het doen van tegenprestaties, heeft aangenomen van een bevriende Italiaanse zakenman.

In deze ontnemingszaak oordeelde het Gemeenschappelijk Hof vervolgens dat Schotte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het aannemen van deze giften en uit een soortgelijk feit. Het Gemeenschappelijk Hof stelde het te ontnemen bedrag vast op 1.844.190,36 Antilliaanse guldens. Tegen deze uitspraak stelde Schotte beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van Schotte vroegen de Hoge Raad de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof te vernietigen. In de cassatieklachten werd betwist dat Schotte voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde feit en uit het soortgelijke feit, onder meer omdat de bankrekening waarop de gelden werden gestort niet op zijn naam stond en de daarop gestorte geldbedragen niet privé zijn aangewend maar werden gebruikt als donaties aan de politieke campagne van Schotte. Ook zou het hof onvoldoende hebben gemotiveerd dat voldoende aanwijzingen bestaan dat Schotte naast de in de strafzaak bewezen verklaarde passieve ambtelijke omkoping een soortgelijk feit heeft begaan. Ten derde zou het hof bij de verwerping van het verweer dat Schotte niet de financiële draagkracht heeft om aan de ontnemingsmaatregel te voldoen een onjuiste maatstaf hebben gehanteerd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is van oordeel dat deze cassatieklachten niet slagen en heeft de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat deze ongegrond zijn en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de oplegging van de ontnemingsmaatregel definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:1222