Advies AG aan Hoge Raad in eerste prejudiciële belastingzaak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
De prejudiciële vragen gaan over de fiscale gevolgen van de wijziging van de Arubaanse Landsverordening Grondbelasting per 1 januari 2019
Wat zijn de fiscale gevolgen van de wijziging van de Arubaanse Landsverordening Grondbelasting per 1 januari 2019? Dat is de kern van een aantal prejudiciële vragen die het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba aan de Hoge Raad heeft gesteld en waarover advocaat-generaal (AG) IJzerman een conclusie heeft uitgebracht. Het betreft de eerste belastingzaak waarin het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba prejudiciële vragen stelt aan de Hoge Raad.
De zaak
Belanghebbende is eigenaar van een perceel grond met daarop een opstal in Aruba. Bij de heffing van Arubaanse grondbelasting voor belanghebbende geldt het tijdvak 2017-2021. Uitgangspunt van de heffingssystematiek van de Landsverordening grondbelasting is dat de waarde van de grond wordt vastgesteld voor de komende vijf jaar; per jaar wordt dienovereenkomstig een aanslag opgelegd. Het systeem houdt in dat bij het begin al vijf aanslagen worden vastgesteld en opgeborgen. Per jaar volgt dan uitreiking en daarmee de oplegging van de aanslag. De jaarlijkse aanslag is dan voor elk van de vijf jaren gelijk.
Een wetswijziging in de grondbelasting per 1 januari 2019 heeft tot gevolg gehad dat met ingang van die datum – dus gedurende het tijdvak 2017-2021 - het belastingtarief van de grondbelasting voor belastingplichtigen, uitgezonderd de natuurlijke personen, is verhoogd. Ook kwam de belastingvrije waarde van Afl. 60.000 te vervallen. Aan belanghebbende is op 31 mei 2019 een voor 2019 - aangepaste - aanslag opgelegd uitgaande van de tariefsverhoging. Bij het Gerecht in Eerste Aanleg is in geschil of de per 1 januari 2019 ingevoerde wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor de aanslagoplegging omdat de wijzigingen belanghebbende met terugwerkende kracht raken. Het Gerecht heeft aan de Hoge Raad een aantal prejudiciële vragen gesteld.
Prejudiciële vragen
Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op deze vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in een zaak en dezelfde vraag moet aan de orde zijn in een vergelijkbare zaken.
Sinds 2016 is het voor rechtbanken en gerechtshoven mogelijk om in belastingzaken prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Deze zaak is de eerste belastingzaak waarin het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba dit doet.
Advies AG
Het lijkt de AG dat uitgaande van de verwerking van de tariefsverhoging in 2019 de latere aanslag grondbelasting over 2019 is aan te merken als een tweede belastingaanslag over dat jaar waarvan is na te gaan of die kan worden geconverteerd in een navorderingsaanslag. Volgens de AG kan dat niet.
Er namelijk vanuit gaande dat de aanslag grondbelasting voor het jaar 2017, het eerste jaar van het tijdvak 2017-2021, waarbij de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld, is vastgesteld conform voor een periode van vijf jaren, heeft de Inspecteur de aanslag naar het destijds geldende (oude) tarief opgelegd. Dan geldt volgens de AG dat er op het moment van het opleggen van de aanslag met dagtekening 31 mei 2019 geen sprake was van een aanslag die naar een te laag bedrag is vastgesteld, zodat navordering niet mogelijk is. Bovendien ziet de AG in de invoering van een wet met terugwerkende kracht geen nieuw feit, als vereist is voor navordering.
Uitspraak Hoge Raad
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Een conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.