Advies plv. PG aan Hoge Raad naar aanleiding van prejudiciële vragen over wanneer koop met achteraf betalen wordt gekwalificeerd als consumentenkrediet

2 december 2022

Valt Afterpay, als aanbieder van Buy Now, Pay Later (ook wel BNPL-dienst), onder de regels van het consumentenkrediet in de Europese Richtlijn en in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek? Als dit zo is, dan gelden onder meer bepaalde informatieplichten van de kredietgever. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft de kantonrechter in Gelderland aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld. De plv. procureur-generaal (PG) heeft de Hoge Raad hierover geadviseerd in de vorm van een zogeheten conclusie.

Achtergrond

BNPL-diensten zijn de laatste jaren sterk in opkomst. Deze diensten komen er kort gezegd op neer dat een webwinkel aan de consument de mogelijkheid biedt om niet meteen te betalen, maar op termijn van enige weken via de BNPL-aanbieder. De huidige Richtlijn consumentenkrediet houdt niet expliciet rekening met BNPL-dienstverlening.

In de zaak die aan de kantonrechter werd voorgelegd betekende de keuze voor uitgestelde betaling dat de vordering op de consument door de webwinkel aan de BNPL-aanbieder is overgedragen en dat deze aanbieder die vordering int. De webwinkel bracht voor deze betalingsoptie bij de consument extra kosten in rekening in de vorm van een payment fee van 1 euro bovenop de totale verkoopprijs. De payment fee is onderdeel van de overgedragen vordering maar de BNPL-dienstverlener vordert deze niet meer. Daarnaast brengt de BNPL-dienstverlener aan de consument geen rente of kosten in rekening, mits op tijd wordt betaald. Bij te late betaling wordt de hoofdsom uiteindelijk vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke incassokosten.

Prejudiciële vragen

De kantonrechter in Gelderland heeft in de zaak die aan hem is voorgelegd prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op deze vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in een zaak en dezelfde vraag moet aan de orde zijn in een vergelijkbare zaken. Afterpay is niet de enige achteraf betaalservice die door webwinkels wordt aangeboden en waarvoor een vergoeding (al dan niet een payment fee genaamd) in rekening wordt gebracht aan de klant. Daarmee is ook voor de regelmatig voorkomende zaken die dergelijke andere achteraf betaalservices betreffen, de beantwoording van de vragen van belang.

De prejudiciële vragen betreffen deels de interpretatie van de regels die het toepassingsbereik van de Richtlijn consumentenkrediet bepalen (artikel 7:57 Burgerlijk Wetboek) en de uitzondering voor krediet zonder rente en andere kosten en voor krediet dat binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarbij slechts onbetekenende kosten worden berekend (artikel 7:58 lid 2 onder e BW). Bij de uitzondering speelt vooral de vraag of de wettelijke rente en incassokosten meetellen als kosten.

Advies plv. PG

De plv. PG is van mening dat een ‘uitstel van betaling’ op zichzelf moet worden gekwalificeerd als een door de wet geregelde consumentenkredietovereenkomst (artikel 7:57 Burgerlijk Wetboek). Dat betekent dat de regels over consumentenkrediet van toepassing zijn, tenzij sprake is van een door artikel 7:58 lid 2 BW uitgezonderde kredietovereenkomst.

Voor het begrip kosten in artikel 7:58 lid 2 onder e BW moet worden aangesloten bij het begrip ‘totale kosten van het krediet voor de consument’. Een vergoeding die een leverancier of kredietgever aan een consument in rekening brengt voor het gebruik van een achterafbetaalservice behoort tot de ‘totale kosten van het krediet voor de consument’. Als de consument de rekening niet op tijd betaalt kunnen wettelijke rente en incassokosten ook daartoe behoren wanneer de consument deze kostenposten in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en deze kostenposten de kredietgever bekend. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.

Ook de vraag of kosten ‘onbetekenend’ zijn moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden zijn onder meer de hoogte van de kosten en de verhouding tot het totale kredietbedrag. De civiele rechter is daarbij niet gehouden het beleid van de AFM tot uitgangspunt te nemen.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de plv. procureur-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De plv. procureur-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2022:1130