Hoge Raad: verplichting om met eHerkenning aangifte loonheffingen te doen heeft wettelijke basis; aan die verplichting mogen kosten worden verbonden maar deze mogen niet onevenredig hoog zijn

2 december 2022

Is er een wettelijke grondslag voor de verplichting om met eHerkenning aangifte voor de loonheffingen te doen, en is het toelaatbaar dat kosten moeten worden gemaakt om aan deze verplichting te voldoen? De Hoge Raad beantwoordt deze vragen bevestigend in een arrest van vandaag naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet.

Achtergrond

Vanaf 1 januari 2020 is voor de loonheffingen ingevoerd dat in beginsel uitsluitend elektronisch (dus digitaal) aangifte kan worden gedaan. Daarvoor is het nodig om in te loggen met het authenticatiemiddel eHerkenning omdat eHerkenning het enige beschikbare middel is dat voldoet aan het (op grond van Europese regelgeving) vereiste beveiligingsniveau. Afhankelijk van het aantal jaren waarvoor het inlogmiddel wordt aangeschaft, bedragen de kosten € 20 tot € 25 per jaar. Het inlogmiddel is verkrijgbaar bij verschillende commerciële partijen.

De zaak

De belanghebbende in deze zaak heeft geen aangifte loonheffingen gedaan over het tijdvak maart 2020 waarna de Inspecteur een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Na tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt tegen deze naheffingsaanslag heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.

Bij de Rechtbank had de belanghebbende ook erover geklaagd dat hij uitsluitend met gebruik van eHerkenning aangifte kon doen. Hij had zich daarbij op het standpunt gesteld dat er geen wettelijke grondslag bestaat om hem te verplichten om tegen betaling eHerkenning aan te schaffen voor het doen van de aangifte loonheffingen. De Rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat zo’n grondslag inderdaad ontbreekt.

De Inspecteur zag af van het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank, omdat de belanghebbende over het in geschil zijnde tijdvak geen loonheffingen was verschuldigd. Daardoor ontbrak volgens de Inspecteur een fiscaal belang om hoger beroep in te stellen en eindigde de zaak tussen de belanghebbende en de Inspecteur.

Vordering tot cassatie in het belang der wet

De Procureur-Generaal diende daarop een vordering tot cassatie in het belang der wet in omdat het naar zijn mening in het algemeen belang is dat de Hoge Raad zich uitspreekt over de juistheid van de uitspraak van de Rechtbank over de wettelijke grondslag van eHerkenning voor het doen van aangiften.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van vandaag twee vragen beantwoord: 1) is er een wettelijke grondslag voor de verplichting om met eHerkenning aangifte te doen, en 2) is het toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen?

Met betrekking tot de eerste vraag oordeelt de Hoge Raad dat de regeling die het gebruik van eHerkenning bij het doen van aangiften loonheffingen in feite verplicht stelt, een op de Algemene wet inzake rijksbelastingen gegronde regeling is waarin is bepaald op welke wijze het elektronisch berichtenverkeer met de Belastingdienst plaatsvindt. Daarmee is sprake van een wettelijke grondslag voor de verplichting om voor het doen van dergelijke aangiften gebruik te maken van eHerkenning.

Met betrekking tot de tweede vraag is de Hoge Raad van oordeel dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat bij of krachtens een wettelijke regeling aan belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen verplichtingen worden opgelegd waaraan voor hen kosten zijn verbonden. Deze kosten mogen echter niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de desbetreffende regeling te dienen doelen. De rechter kan dus toetsen of de wetgever bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot deze regeling heeft kunnen komen.

De verplichting om met eHerkenning aangifte te doen is ingevoerd in verband met het feit dat aangiften loonheffingen persoonsgegevens bevatten, waaronder burgerservicenummers van werknemers voor wie de werkgever loonheffingen afdraagt. Omdat dergelijke persoonsgegevens privacygevoelig zijn, vond de Staatssecretaris van Financiën het nodig om in bepaalde situaties een bepaald, hoog elektronisch beveiligingsniveau voor te schrijven. Daarbij heeft hij willen voldoen aan de eis uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) dat informatiesystemen die persoonsgegevens bevatten en verwerken, op een passend niveau moeten zijn beveiligd. Voor aangiften loonheffingen heeft de Staatssecretaris daarbij een beveiligingsniveau voorgeschreven waaraan alleen eHerkenning voldoet.

De Hoge Raad oordeelt dat de kosten voor de aanschaf van eHerkenning voor organisaties die een loonadministratie moeten voeren niet van een zodanige omvang zijn dat zij onevenredig zijn in verhouding tot de gerechtvaardigde doelen die de Staatssecretaris met de regeling heeft nagestreefd. De Staatssecretaris heeft ook verder in redelijkheid tot de hiervoor bedoelde keuzes kunnen komen. Het is daarom toelaatbaar dat aangifteplichtigen kosten moeten maken om te voldoen aan de verplichting om met eHerkenning aangifte te doen.

Wat is cassatie in het belang der wet?

Het belang van de cassatierechtspraak is niet alleen te vinden in de controle op de juiste toepassing van het recht in een zaak, maar ook in de vorming van nieuw recht. Wordt in een bepaalde zaak geen cassatieberoep ingesteld of is cassatie niet mogelijk, dan kan de Hoge Raad niet zelf oordelen over in die zaak door rechtbank of gerechtshof beoordeelde rechtsvragen. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval biedt de wet aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad de mogelijkheid cassatie in het belang der wet in te stellen. Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1787