Veroordeling oud-staatssecretaris SZW wegens het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee bv’s definitief

12 juli 2022

De veroordeling van een oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee bv’s, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De verdachte verrichtte vanuit zijn bedrijven advieswerkzaamheden die hij maandelijks of per kwartaal factureerde. Hij leverde zijn in- en verkoopfacturen met een vertraging van soms meer dan twee jaren in bij zijn boekhoudkantoor. De aangiften omzetbelasting werden door dat kantoor gedaan op basis van schattingen die veelal veel te laag waren. Het is niet toegestaan op deze manier aangifte te doen. Het boekhoudkantoor drong er bij de verdachte voortdurend op aan zijn administratie sneller aan te leveren. Als de verdachte facturen inzond, deed het boekhoudkantoor alsnog voor het juiste bedrag een suppletieaangifte. Toen in 2012 boekenonderzoek werd gedaan, was er nog geen suppletieaangifte ingediend over de periode januari 2010 tot en met oktober 2012; er was over die periode ruim 100.000 euro te weinig omzetbelasting afgedragen.

De verdachte is in hoger beroep veroordeeld tot 100 uur taakstraf voor het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee vennootschappen. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie wordt erover geklaagd dat het oordeel van het hof dat bij de verdachte sprake was van opzet op het door de bv’s doen van onjuiste en onvolledige belastingaangiften niet goed is gemotiveerd. Daarnaast klaagt de advocaat van de verdachte dat het hof het strafdossier te laat aan de Hoge Raad heeft toegezonden, dat de procedure daarmee langer duurt en dat de verdachte om die reden recht heeft op strafvermindering.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de eerste cassatieklacht niet slaagt. Hij heeft deze klacht zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat die niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof kan leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproept.

De tweede cassatieklacht dat het hof het strafdossier te laat aan de Hoge Raad heeft toegezonden en dat daarmee de procedure langer duurt, slaagt volgens de Hoge Raad wel. In verband met deze langere duur van de procedure wordt de opgelegde taakstraf 95 uur.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1060