Advies AG aan Hoge Raad: zaak tegen verdachte van doodschieten broers in café in Nijmegen moet over
De uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarbij een man werd veroordeeld wegens betrokkenheid bij het doodschieten van twee broers in een café in Nijmegen kan niet in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag. De zaak zou volgens haar opnieuw moeten worden behandeld door het hof.
De zaak
Op 9 mei 2016 vond een schietpartij plaats in een café in Nijmegen. Bij de schietpartij kwamen twee broers om het leven. Twee mannen (ook broers van elkaar) werden door het OM vervolgd als hoofdverdachten voor betrokkenheid bij de schietpartij; een derde man werd verdacht van medeplichtigheid bij de schietpartij. Hij zou camerabeelden hebben weggemaakt. De vermoedelijke aanleiding voor de schietpartij zou zijn gelegen in een conflict tussen de verdachten en de broers die zijn doodgeschoten.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat er met drie verschillende vuurwapens in totaal 22 keer is geschoten. De vuurwapens zijn niet gevonden en er zijn beperkt beelden beschikbaar van de bewakingscamera die zich in het café bevond. De oudste broer heeft bekend dat hij eerst met zijn eigen vuurwapen op de slachtoffers heeft geschoten en vervolgens het vuurwapen van een van de slachtoffers heeft gepakt en daarmee op hen heeft geschoten. De jongste broer, de verdachte in deze cassatiezaak, ontkent te hebben geschoten. Op basis van forensisch bewijs en een verklaring die in een undercoveractie is afgelegd door de medeverdachte, is ook hij veroordeeld als medepleger van de doodslag op de broers. Het gerechtshof heeft beide broers 18 jaar gevangenisstraf opgelegd. Ze hebben beroep in cassatie tegen deze uitspraak ingesteld. De oudste broer heeft zijn cassatieberoep ingetrokken; zijn veroordeling is daarmee onherroepelijk.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd over het gebruik voor het bewijs van de verklaring van de medeverdachte die in het kader van de undercoveractie is verkregen, die lijkt op de mr. Big-methode. In deze undercoveractie hebben drie politieagenten zich voorgedaan als leden van een criminele organisatie en de medeverdachte op straat staande gehouden op een intimiderende wijze, waarbij zij van hem informatie wilden krijgen over de schietpartij en wat er met de daarbij gebruikte wapens is gebeurd. Zij hebben bij de medeverdachte de indruk gewekt dat hij represailles kon verwachten als hij niet meewerkte en hem daarbij angst aangejaagd. In cassatie wordt aangevoerd dat het hof de verklaring die de medeverdachte toen heeft afgelegd niet voor het bewijs had mogen gebruiken. Daarnaast zijn verschillende cassatieklachten geformuleerd, onder andere over het gebruik van forensisch bewijsmateriaal.
Advies AG
De AG stelt zich op het standpunt dat in een geval als dit, waarin tijdens een undercovertraject intimidatie is ingezet als middel om informatie te verkrijgen van een medeverdachte, het toetsingskader zoals uiteengezet in eerdere uitspraken van de Hoge Raad over de mr. Big-methode moet worden toegepast en dat het hof het gebruik van de hierdoor verkregen verklaring onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook meent de AG dat een aantal klachten over het bewijs doel treft. Alles overziend is de AG van mening dat de zaak opnieuw moet worden behandeld. Ze adviseert de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 27 september 2022.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.