Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens moord op echtgenoot kan niet in stand blijven

8 maart 2022

De veroordeling van een vrouw wegens het medeplegen van de moord op haar echtgenoot op 9 juli 2017 in Westereen kan niet in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag. Ze vindt dat de veroordeling voor het medeplegen onvoldoende door het bewijs wordt gestaafd.

De zaak

Op 8 juli 2017 bezocht de man, het latere slachtoffer, een festival in Westereen. De volgende ochtend werd hij levenloos aangetroffen in een weiland aan de Bûterwei in de buurt van het festivalterrein. De vrouw van het slachtoffer is als verdachte aangemerkt. Zij heeft altijd ontkend iets met de dood van haar man te maken te hebben gehad. Zij heeft verklaard die nacht op de Bûterwei aanwezig te zijn geweest omdat ze met haar man afgesproken had dat zij hem zou ophalen na het festival, maar dat hij niet verscheen op de afgesproken plek. Uit haar telefoongegevens en camerabeelden van een tankstation kan worden afgeleid dat de verdachte deze afspraak inderdaad met haar echtgenoot heeft gemaakt en dat dit omstreeks de tijd is geweest dat hij om het leven is gebracht. Na enige tijd te hebben gewacht, is zij naar haar zeggen vervolgens weer naar huis gereden.

Het gerechtshof veroordeelde de vrouw wegens het medeplegen van de moord tot 20 jaar gevangenisstraf. Naar het oordeel van het hof pleegde de verdachte de moord samen met een ander. Wie die ander is geweest kon, ondanks uitgebreid onderzoek, niet vastgesteld worden. Het bewijs dat bij de moord een derde was betrokken ontleende het hof aan een verklaring van een getuige die een auto in de buurt van de plaats waar de echtgenoot om het leven was gebracht had zien staan met daarnaast een man en een vrouw, een tweetal door het hof als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaringen van de verdachte en de omstandigheid dat het hof het niet aannemelijk achtte dat de verdachte haar echtgenoot alleen om het leven had gebracht. Volgens het hof lag het motief in de relationele en financiële sfeer. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Hij is het onder meer niet eens met de bewijsconstructie van het hof en met de bewezenverklaring van het medeplegen van de moord.

Advies AG

Het hof heeft de betrokkenheid van de vrouw uitsluitend uit indirect bewijs afgeleid. Daaruit blijken onvoldoende feiten of omstandigheden waaruit objectief kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van medeplegen of een gezamenlijke uitvoering of voorbereiding van de moord op het slachtoffer. Dat de verdachte met een andere persoon op de Bûterwei is gezien rond het tijdstip van overlijden van het slachtoffer, het hof het niet aannemelijk acht dat de verdachte het dodelijk geweld alleen heeft uitgeoefend en dat de verdachte kennelijk gelogen heeft over de duur van de autoritten die zij die dag heeft gemaakt, is daarvoor niet genoeg. Uit het bewijs kan niet worden opgemaakt waaruit het medeplegen heeft bestaan, laat staan óf er wel sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering of een nauwe en bewuste samenwerking met een andere persoon. De veroordeling wegens het medeplegen van moord kan dan ook volgens de AG niet in stand blijven.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 19 april 2022.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2022:224