Afwijzing vordering Viruswaarheid.nl tot buitenwerkingstelling avondklok blijft in stand

18 maart 2022

De beslissing van het gerechtshof Den Haag waarbij de vordering van Stichting Viruswaarheid.nl tot buitenwerkingstelling van de landelijke avondklok is afgewezen, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Achtergrond

Sinds medio maart 2020 heeft het kabinet diverse maatregelen genomen in verband met de uitbraak van het Covid-19 virus. Een van die maatregelen was de op 22 januari 2021 afgekondigde avondklok. Op grond van de Tijdelijke regeling landelijke avondklok Covid-19’ was het verboden tussen 21.00 uur ‘s avonds en 04.30 uur ’s ochtends buiten in de open lucht te zijn. De minister baseerde deze regeling op artikel 8 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag: een noodrechtbepaling die op diezelfde dag gedeeltelijk in werking was gesteld.

De zaak

Stichting Viruswaarheid.nl kwam samen met twee anderen in kort geding tegen de avondklok op. In eerste instantie hadden zij daarmee succes: de voorzieningenrechter droeg de Staat op de Tijdelijke regeling landelijke avondklok Covid-19 buiten werking te stellen. Volgens de voorzieningenrechter was niet voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt voor het toepassen van de noodrechtbepaling van artikel 8 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag anders beslist. Het hof was van oordeel dat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok Covid-19 op een toereikende wettelijke basis berustte. Het hof heeft daarom het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering van Viruswaarheid.nl alsnog afgewezen. Tegen deze beslissing stelde Stichting Viruswaarheid.nl beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatieklachten

De Stichting heeft de Hoge Raad gevraagd te beoordelen of het juridisch juist is dat, uitgaande van de noodzaak een avondklok in te voeren, de ‘Tijdelijke regeling landelijke avondklok Covid-19’ kon worden gebaseerd op de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Volgens de Stichting Viruswaarheid was dit niet het geval, omdat de verspreiding van een virusinfectie die de volksgezondheid bedreigt, geen buitengewone omstandigheid is als bedoeld in die wet. Ook voerde de Stichting Viruswaarheid in cassatie aan dat de regering met spoed een ‘gewone’ wet tot stand had moeten brengen die invoering van een avondklok mogelijk maakte, in plaats van gebruik te maken van het noodrecht van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is van oordeel dat een toestand waarin de fysieke veiligheid van de bevolking wordt bedreigd door een zich verspreidend virus, zoals in dit geval het coronavirus, een buitengewone omstandigheid kan zijn die het noodzakelijk maakt artikel 8 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag in werking te stellen. Verder verwerpt de Hoge Raad het standpunt van de Stichting Viruswaarheid dat de regering, uitgaande van de noodzaak een avondklok in te voeren, aan het parlement een ‘spoedwet’ had moeten voorleggen en niet kon overgaan tot het in werking stellen van de desbetreffende bepalingen uit de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof dat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok Covid-19 op een toereikende wettelijke basis berustte, dan ook in stand gelaten.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:380