Advies AG aan Hoge Raad: toelaatbaarheid uitlevering van drugshandelaar aan Australië kan in stand blijven

10 mei 2022

De beslissing van de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2021 om de uitlevering van de mogelijke leider van een drugssyndicaat aan Australië toelaatbaar te verklaren, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Paridaens de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De achtergrond van de zaak

De opgeëiste persoon (de persoon op wie het uitleveringsverzoek betrekking heeft) is vanuit Taiwan na zijn aankomst op de luchthaven Schiphol aangehouden in afwachting van een Australisch uitleveringsverzoek. Australië heeft vervolgens daadwerkelijk zijn uitlevering verzocht met het doel om hem te vervolgen. In een door de Australische autoriteiten bij het verzoek tot uitlevering gevoegd document (‘affidavit of investigator’) wordt de opgeëiste persoon omschreven als leider van het zogenoemde “Sam Gor” misdaadsyndicaat, vernoemd naar een alias van de opgeëiste persoon. Het misdaadsyndicaat opereert volgens het affidavit vanuit Hongkong en Macau en is betrokken bij de grootschalige internationale productie, invoer en handel in commerciële hoeveelheden verdovende middelen en het daarmee verband houdende grootschalige witwassen van geld. Het syndicaat heeft een uitgebreid wereldwijd bereik en is in hoge mate georganiseerd.

De uitlevering

Voordat iemand vanuit Nederland kan worden uitgeleverd, moet allereerst de rechter oordelen over de toelaatbaarheid van de uitlevering. In deze uitleveringszaak is door en namens de opgeëiste persoon op de zitting bij de rechtbank Rotterdam gesteld dat hij door Taiwan onrechtmatig naar Nederland is uitgezet in plaats van naar Canada terwijl hij de Canadese nationaliteit heeft, dat Australië bij zijn uitzetting naar Nederland betrokken is geweest en dat hij daarover – ná zijn uitlevering – in de Australische strafzaak niet meer zou kunnen klagen. Australië zou bij de uitzetting door Taiwan naar Nederland betrokken zijn in verband met de mogelijkheid om de opgeëiste persoon, als hij eenmaal aan Australië zou zijn uitgeleverd, ook te vervolgen voor andere feiten dan waarvoor zijn uitlevering is verzocht. In de uitleveringsrelatie tussen Nederland en Australië bestaat de mogelijkheid dat de Nederlandse Minister van Justitie en Veiligheid daar aanvullende toestemming voor geeft, terwijl dat niet mogelijk zou zijn als de opgeëiste persoon zou zijn uitgeleverd door Canada. Australië zou voornemens zijn de hiervoor bedoelde toestemming aan Nederland te vragen.
De rechtbank verklaarde de uitlevering van aan Australië toelaatbaar. De opgeëiste persoon was het met de beslissing van de rechtbank niet eens en stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De verdediging van de opgeëiste persoon vraagt de Hoge Raad de beslissing van de rechtbank te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat de rechtbank het verzoek heeft afgewezen om de behandeling van de zaak aan te houden om navraag te laten doen bij de Taiwanese, Australische, Canadese en Nederlandse autoriteiten over welke contacten er wanneer tussen wie zijn geweest over het naar Nederland uitzetten van de opgeëiste persoon in plaats van naar Canada. Ook wordt geklaagd dat de beslissing van de rechtbank tot toelaatbaarheid van de uitlevering niet begrijpelijk is gemotiveerd omdat inbreuk zou zijn gemaakt op het recht op een eerlijk proces. Die inbreuk zou bestaan uit de betrokkenheid van de Australische autoriteiten bij de onrechtmatige uitzetting van de opgeëiste persoon door Taiwan naar Nederland en het ontbreken van een rechtsmiddel in Australië om daarover te kunnen klagen in de Australische strafzaak.

Advies AG

In haar advies komt de AG tot de conclusie dat de cassatieklachten niet slagen. De klachten zijn ten dele gebaseerd op de veronderstelling dat de verdediging op de zitting voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van de nodige aanwijzingen dat de Australische autoriteiten betrokken zijn geweest bij het onrechtmatig uitzetten van de opgeëiste persoon naar Nederland. Uit de inhoud van de pleitnota en de verklaring van de opgeëiste persoon blijkt dit volgens de AG niet. Verder vindt de AG dat op basis van hetgeen op de zitting bij de rechtbank aan de orde is geweest het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon bij een inbreuk op het recht op een eerlijk proces in Australië geen rechtsmiddel zal hebben, voldoende begrijpelijk.

De beslissing van de rechtbank tot de toelaatbaarheid van de uitlevering kan volgens de AG dan ook in stand blijven.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 7 juni 2022.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2022:434