Veroordeling verdachte van doodschieten twee mannen in café in Nijmegen blijft in stand
De veroordeling van de verdachte wegens betrokkenheid bij het doodschieten van twee mannen in een café in Nijmegen blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Op 9 mei 2016 vond een schietpartij plaats in een café in Nijmegen. Bij de schietpartij kwamen twee mannen om het leven. Twee mannen, broers van elkaar, werden door het OM vervolgd als hoofdverdachten voor betrokkenheid bij de schietpartij. Beide broers zijn door het gerechtshof veroordeeld voor het medeplegen van doodslag.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat er met drie verschillende (in het onderzoek met kleuren aangeduide) vuurwapens is geschoten. De jongste broer, de verdachte in deze cassatiezaak, ontkent te hebben geschoten. Het gerechtshof heeft zijn veroordeling gebaseerd op onder meer forensisch bewijs en een verklaring die in een undercoveractie is afgelegd door de caféhouder (die toen nog als verdachte werd aangemerkt) over het schieten door beide broers.
Het gerechtshof heeft beide broers 18 jaar gevangenisstraf opgelegd. De uitspraak tegen de oudste broer was eerder al definitief geworden. In deze cassatiezaak kwam de jongste broer op tegen zijn veroordeling door het gerechtshof.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. Hij klaagde onder meer over het gebruik voor het bewijs van de verklaring van de caféhouder. De undercoveractie waarin de caféhouder zijn verklaring had afgelegd, zou lijken op de zogenoemde mr. Big-methode, waardoor de verklaring niet zou mogen worden gebruikt door de rechter. Daarnaast zijn verschillende andere cassatieklachten geformuleerd, onder andere over het gebruik van forensisch bewijsmateriaal dat onder meer betrekking heeft op onderzoek naar de sporen van het gebruik van drie (nooit gevonden maar in het onderzoek met een kleur aangeduide) vuurwapens.
Advies AG
De AG adviseerde de Hoge Raad op 28 juni jl. de veroordeling te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof om opnieuw te worden behandeld.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat de cassatieklachten niet slagen.
Waar het gaat om het gebruik voor het bewijs van de verklaring van de caféhouder, is allereerst van belang dat – zoals het hof niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld – het undercovertraject tegen die (toen nog verdachte) caféhouder niet de zogenoemde Mr. Big-methode betrof, omdat het niet ging om een traject tegen de verdachte in de onderhavige zaak, gericht op het verkrijgen van een (bekennende) verklaring die tegen hemzelf kon worden gebruikt. Dat betekent dat het gerechtshof niet heeft hoeven nagaan of aan de specifieke voorwaarden voor de toepassing van die methode werd voldaan. Wel is hier van belang, nu het gaat om een verklaring die is verkregen in een undercovertraject, dat de betrouwbaarheid en accuraatheid van die verklaring moet kunnen worden onderzocht. Het gerechtshof heeft, in reactie op het verweer van de verdachte, de verklaring van de caféhouder betrouwbaar gevonden, onder meer omdat die verklaring op essentiële onderdelen steun vindt in ander bewijs, met name de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek. Verder heeft de verdediging de juistheid van de verklaring kunnen toetsen door de betrokken agenten bij de rechter-commissaris te bevragen. Het gerechtshof kon daarom de verklaring van de caféhouder als bewijs in deze zaak gebruiken.
De klachten over de conclusies die het hof heeft getrokken uit de bevindingen van het forensisch-technisch onderzoek falen ook. Het gerechtshof heeft die bevindingen voor het bewijs kunnen gebruiken. Daaraan doet niet af dat bepaalde aspecten in de verklaring van de broer en bepaalde bevindingen uit dit onderzoek ook passen bij het alternatieve scenario van de verdediging. Het hof heeft zijn oordeel over het bewijs namelijk gebaseerd op veel meer, in onderling verband te beschouwen, vaststellingen dan alleen die onderdelen van de bewijsvoering waarop de klachten berusten. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het gerechtshof op basis van al die vaststellingen – die onder meer betrekking hebben op het DNA-materiaal dat is aangetroffen op bepaalde hulzen en de schietbanen van kogels die afkomstig zijn uit de verschillende wapens – tot het oordeel kunnen komen dat het de verdachte is geweest die met één van de wapens (het ‘groene’ wapen) op de beide slachtoffers heeft geschoten.
Ook de andere cassatieklachten slagen niet. Met de uitspraak van vandaag is de veroordeling van de verdachte definitief. In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf 17 jaar en 6 maanden.