Prejudiciële vragen nu ook mogelijk in strafzaken

3 oktober 2022

Met ingang van 1 oktober 2022 is het voor rechtbanken en gerechtshoven mogelijk om ook in strafzaken prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Dat kon al in civiele zaken (sinds 2012) en belastingzaken (sinds 2016). De strafkamer van de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad hebben zich de afgelopen maanden voorbereid op deze belangrijke nieuwe mogelijkheid. Met de prejudiciële procedure kan de Hoge Raad op redelijk korte termijn antwoord geven op rechtsvragen zodat de rechters in een rechtbank of gerechtshof verder kunnen met de afhandeling van hun zaak of zaken. De procedure draagt daarmee bij aan de rechtsontwikkeling, de rechtseenheid en de individuele rechtsbescherming.

Om wat voor vragen gaat het?

Een prejudiciële vraag is een juridische vraag van een rechter aan een hogere rechter, in dit geval de Hoge Raad, over de uitleg van een rechtsregel. Aan het antwoord op zulke vragen kan behoefte bestaan als de Hoge Raad daarover nog niet eerder heeft beslist.

Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een (raadkamer van een) rechtbank of gerechtshof in behandeling is. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vagen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op de vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in die zaak. Bovendien moet dezelfde vraag aan de orde zijn in een groot aantal andere zaken waarin min of meer dezelfde materie speelt of – en dat geldt bij strafzaken - vanwege de aard van de zaken (bijvoorbeeld vanwege het maatschappelijke belang) of de omvang van de zaken (bijvoorbeeld megazaken). Verder moet het steeds gaan om een vraag die speelt in een procedure die is voorzien in het Wetboek van Strafvordering. Het kan dus gaan om een vraag die opkomt tijdens de inhoudelijke behandeling van een strafzaak, maar ook om een vraag die speelt tijdens de behandeling van een vordering tot gevangenhouding, de behandeling van een ontnemingszaak of de behandeling van een beklag over inbeslagneming.

Mogelijkheid voor inspraak

De prejudiciële procedure in strafzaken voorziet in (ruime) inspraak van procespartijen en derden. Zo dient de rechter die de strafzaak behandelt de betrokken procespartijen in de gelegenheid te stellen om een standpunt in te nemen over het voornemen om een vraag te stellen en ook over de inhoud van die vraag. Deze standpunten worden bij het daadwerkelijk stellen van de vraag aan de Hoge Raad gezonden. De Hoge Raad biedt procespartijen vervolgens ook gelegenheid om schriftelijke opmerkingen te maken. Die ruimte kan ook worden geboden aan derden, waarvan de inbreng in sommige zaken de kwaliteit van de beslissing zou kunnen vergroten.

Termijn beslissing Hoge Raad

De Hoge Raad streeft ernaar – met medewerking van het parket bij de Hoge Raad door het op korte termijn nemen van een conclusie - voortvarend en zo mogelijk binnen vijf maanden de prejudiciële vragen te beantwoorden. Het stellen van een prejudiciële vraag hoeft niet te betekenen dat de behandeling van de strafzaak bij de rechtbank of het hof stil komt te liggen. Er is bijvoorbeeld geen enkel bezwaar om in de tussentijd getuigen te horen.

Ervaringen

In civiele - en belastingzaken zijn positieve ervaringen opgedaan met de prejudiciële procedure. De prejudiciële procedure in civiele zaken bestond onlangs tien jaar. Aan dit jubileum werd een symposium gewijd. Voorafgaand aan het symposium is een korte enquête gehouden onder een aantal rechters die de afgelopen drie jaar in zaken prejudiciële vragen aan de Hoge Raad hebben gesteld om een zo actueel mogelijk beeld te krijgen van de ervaringen. Uit de resultaten van die enquête komt onder meer naar voren dat die rechters over het algemeen positief tot zeer positief zijn over de prejudiciële procedure en over de bruikbaarheid van de antwoorden op hun vragen bij het afdoen van hun zaak of zaken.