Hoge Raad: procesafspraken in strafzaken toelaatbaar met inachtneming van wettelijke regeling en eisen eerlijk proces
Procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging zijn toelaatbaar als de wettelijke regeling en de eisen van een eerlijk proces in acht worden genomen. Dat is de strekking van de uitspraak van de Hoge Raad van vandaag naar aanleiding van een vordering cassatie in het belang der wet. Procesafspraken in strafzaken doen geen afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van de strafrechter voor de uitkomst van de zaak. De rechter kan tot een uitspraak komen die aansluit bij procesafspraken maar hij is niet verplicht het voorstel van het OM en de verdediging te volgen als hij vindt dat dit leidt tot een uitkomst die niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
Achtergrond
Procesafspraken zijn afspraken tussen het OM en de verdediging over het verloop van de strafprocedure en/of de wijze waarop de strafzaak wordt afgedaan. Kenmerkend voor procesafspraken is de wederkerigheid ervan. Een procesafspraak kan bijvoorbeeld inhouden dat de verdediging afziet van bepaalde processuele activiteiten (zoals het doen van een getuigenverzoek) en het OM de omvang van de beschuldiging tegen de verdachte afbakent.
Vordering cassatie belang der wet
Voor het maken van procesafspraken bestaat geen specifieke wettelijke regeling. Daarom was het onduidelijk of en, zo ja, onder welke voorwaarden het maken van procesafspraken toelaatbaar is. Om die reden stelde de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad Bleichrodt op 14 juni jl. een vordering cassatie in het belang der wet in om op korte termijn hierover meer duidelijkheid te krijgen.
Oordeel Hoge Raad
Dat een specifieke wettelijke regeling voor procesafspraken ontbreekt – het eventueel voorzien in zo’n regeling ligt op de weg van de wetgever – wil volgens de Hoge Raad niet zeggen dat de wet geen ruimte laat voor het maken van procesafspraken in strafzaken. De Hoge Raad zet in zijn uitspraak het kader uiteen waarbinnen de rechter bij de beoordeling van de zaak kan komen tot een uitspraak die aansluit bij de procesafspraken. In de uitspraak van de Hoge Raad gaat het alleen om procesafspraken waarvan een gezamenlijk ‘afdoeningsvoorstel’ van het OM en de verdediging over de bewezenverklaring en/of de strafoplegging aan de strafrechter wordt voorgelegd.
Het door de Hoge Raad geschetste kader komt samengevat op het volgende neer:
- Bij de totstandkoming van procesafspraken is rechtsbijstand voor de verdachte vereist.
- De officier van justitie moet bij het maken van procesafspraken rekening houden met de belangen van het slachtoffer. Aan procesafspraken die onvoldoende recht doen aan de belangen van de benadeelde partij komt geen betekenis toe.
- Een afdoeningsvoorstel moet op de openbare zitting worden voorgelezen of samengevat.
- Als de verdachte als onderdeel van een afdoeningsvoorstel afziet van bepaalde verdedigingsrechten, moet zijn gewaarborgd dat is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Zo moet de rechter onder meer onderzoeken of de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en zich bewust van de rechtsgevolgen, heeft meegewerkt aan het afdoeningsvoorstel en het afstand doen van verdedigingsrechten.
- Als het onderzoek op de zitting is begonnen, kan de officier van justitie niet meer beslissen dat van (verdere) vervolging wordt afgezien. Wel kan hij dan aansturen op een wijziging van de tenlastelegging.
- Ook als er een afdoeningsvoorstel wordt overgelegd, moet de rechter de zaak beoordelen met inachtneming van het beslissingsmodel in het Wetboek van Strafvordering en uiteenlopende motiveringsvoorschriften uit datzelfde wetboek.
- Als de rechter tot een (wezenlijk) ander oordeel over de bewezenverklaring of de strafoplegging komt dan dat wat is overeengekomen in het afdoeningsvoorstel, is het van belang dat de procespartijen zich (hebben) kunnen uitlaten over hoe de zaak dan moet worden afgedaan. Dit kan met zich brengen dat de behandeling van de zaak moet worden heropend.
- Als in het afdoeningsvoorstel is opgenomen dat geen rechtsmiddel (hoger beroep of beroep in cassatie) zal worden ingesteld tegen een nog te wijzen uitspraak, betekent dat niet dat afstand is gedaan van het instellen van een rechtsmiddel.
De totstandkoming van procesafspraken doet geen afbreuk aan de zelfstandige positie van de rechter. De rechter behoudt zijn eigen verantwoordelijkheid dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvindt in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke regeling en de eisen van een eerlijk proces.
Als de rechter van oordeel is dat de afdoening van de zaak in lijn met het afdoeningsvoorstel zou leiden tot een uitkomst die niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, zal de rechter beslissingen nemen die afwijken van het afdoeningsvoorstel.