Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen van drie verdachten wegens liquidatie Djordy Latumahina kunnen in stand blijven
Wel zouden de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade en shockschade opnieuw moeten worden behandeld
De veroordelingen van drie verdachten wegens hun betrokkenheid bij onder meer de liquidatie van Djordy Latumahina kunnen in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Hofstee de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag. De vorderingen van de ouders van Djordy Latumahina tot vergoeding van immateriële schade en shockschade zouden wel opnieuw door het hof moeten worden behandeld.
De zaak
Op 8 oktober 2016 is de auto van Djordy Latumahina en zijn gezin in een ondergrondse parkeergarage in Amsterdam door twee schutters onder vuur genomen. Djordy Latumahina is daarbij overleden en zijn partner raakte zwaar gewond. Hun dochter van toen 2,5 jaar die ook in de auto zat, bleef ongedeerd. Onderzoek wees uit dat sprake was van een persoonsverwisseling; het beoogde doelwit reed in eenzelfde auto en parkeerde zijn auto regelmatig in dezelfde parkeergarage.
Het gerechtshof veroordeelde zeven verdachten voor betrokkenheid bij deze schietpartij. Vier zijn al onherroepelijk veroordeeld (zij zagen af van behandeling in hoger beroep) voor onder meer het medeplegen van de moord en de pogingen tot moord dan wel voor het medeplegen van schuldheling van de bij de moordaanslag gebruikte voertuigen. Onder hen waren de organisator en een van de twee schutters. Ook de drie verdachten die beroep in cassatie instelden bij de Hoge Raad zijn veroordeeld voor deze feiten. Volgens het hof was D. de tweede schutter, bestuurde B. de vluchtauto’s en speelde R. in de voorbereiding een grote rol. Het hof legde ze respectievelijk gevangenisstraffen van 22 jaar en elf maanden (D.) en 20 jaar (R. en B.) op. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van de ouders van Djordy Latumahina tot vergoeding van immateriële schade. Zij zijn door het hof in hun vorderingen tot vergoeding van shockschade niet-ontvankelijk verklaard omdat niet voldaan zou zijn aan de vereisten daarvoor. Daarnaast heeft het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de ouders begrepen als vorderingen tot vergoeding van affectieschade en ze als zodanig afgewezen.
Cassatie(klachten)
De advocaten van de verdachten vragen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Er zijn cassatieklachten ingediend over verschillende onderwerpen.
Ook namens de benadeelde partijen zijn twee cassatieklachten ingediend t.a.v. het oordeel van het hof over vergoeding voor shockschade en affectieschade.
Advies AG
De AG is van mening dat de cassatieklachten in de zaken van de drie verdachten falen, met uitzondering van een klacht over de overschrijding van de redelijke termijn bij twee van hen. De AG adviseert de Hoge Raad de veroordelingen van de drie verdachten in stand te laten en de opgelegde straffen bij die twee in verband met de duur van de procedure volgens de gebruikelijke maatstaf te verminderen.
De cassatieklachten van de benadeelde partijen slagen volgens de AG wel. De Hoge Raad heeft na de uitspraak van het hof in deze zaak, zijn rechtspraak in een arrest uit 2022 over shockschade gepreciseerd. Het oordeel van het hof dat van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf geen sprake is, is volgens de AG gelet op dit latere arrest van de Hoge Raad juridisch niet juist. Het oordeel van het hof over de affectieschade vindt de AG niet begrijpelijk, aangezien de vorderingen in dat verband niet alleen betrekking hebben op affectieschade maar – ruimer – op aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 onderdeel b BW en het hof daarop niet is ingegaan. Daarom moeten de vorderingen van deze benadeelde partijen wat de AG betreft opnieuw door het hof worden behandeld.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 13 juni 2023.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Publicatie op rechtspraak.nl
ECLI:NL:PHR:2023:435
ECLI:NL:PHR:2023:436
ECLI:NL:PHR:2023:437