Hoge Raad: vrijstellingen van omzetbelasting voor schuldhulpverlening en maatschappelijk werk uitsluitend voor niet-winstbeogende instellingen

14 april 2023

Hoge Raad geeft ten overvloede beschouwingen over de uitleg van de begrippen schuldhulpverlening en maatschappelijk werk

De vrijstellingen van omzetbelasting voor schuldhulpverlening en voor maatschappelijk werk gelden uitsluitend voor instellingen die niet systematisch winst beogen. In zoverre is Bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting (OB) onverbindend. Dit heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Daarnaast gaat de Hoge Raad in zijn uitspraak ten overvloede in op de uitleg van de begrippen schuldhulpverlening en maatschappelijk werk.

De zaak

De belanghebbende in deze zaak heeft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Daarin verricht hij tegen vergoeding diensten die bestaan uit budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering. De belanghebbende stelde zich op het standpunt dat zijn diensten zijn vrijgesteld van omzetbelasting omdat zij onder de vrijstelling vallen voor hetzij schuldhulpverlening, hetzij maatschappelijk werk.

Volgens de Inspecteur komen de door de belanghebbende verrichte diensten niet in aanmerking voor een vrijstelling van omzetbelasting. Hij heeft daarom naheffingsaanslagen aan de belanghebbende opgelegd.

De Rechtbank heeft de belanghebbende in het gelijk gesteld; zij vond dat zijn dienstverlening onder schuldhulpverlening valt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen recht op toepassing van een vrijstelling heeft. De belanghebbende heeft daarop cassatie bij de Hoge Raad ingesteld.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad zet eerst het wettelijke kader uiteen. Bepaalde leveringen en diensten van sociale of culturele aard zijn vrijgesteld van omzetbelasting. In de Wet OB zijn voor toepassing van die vrijstellingen twee voorwaarden gesteld. Een van die voorwaarden is dat instellingen die deze vrijgestelde leveringen en diensten verrichten, geen winst beogen.

De leveringen en diensten die aldus zijn vrijgesteld, zijn aangewezen in een ‘Bijlage B’ bij het Uitvoeringsbesluit OB. Daarin worden onder meer genoemd: leveringen en diensten verricht door instellingen voor schuldhulpverlening en door instellingen voor maatschappelijk werk. Verder is daarin bepaald dat dergelijke instellingen niet systematisch het maken van winst mogen beogen. Op deze voorwaarde is een uitzondering gemaakt voor instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening en voor instellingen voor maatschappelijk werk.

De Hoge Raad overweegt dat de besluitgever met deze uitzondering ook leveringen en diensten op het gebied van schuldhulpverlening en van maatschappelijk werk als vrijgesteld heeft aangewezen wanneer de desbetreffende instelling wél winst beoogt. Daardoor heeft de besluitgever volgens de Hoge Raad zijn wettelijk omschreven regelgevende bevoegdheid overschreden. In zoverre is Bijlage B onverbindend en dient zij buiten toepassing te blijven. Een instelling die één van deze twee vrijstellingen wil toepassen, mag dus geen winst beogen, aldus de Hoge Raad.

Omdat de belanghebbende een onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak oordeelt de Hoge Raad dat de slotsom niet anders kan zijn dan dat de belanghebbende met zijn diensten van budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering winst beoogt. Alleen al daarom kunnen zijn diensten niet onder de vrijstelling voor schuldhulpverlening of maatschappelijk werk vallen. Het beroep van de belanghebbende is ongegrond. Daarmee blijft de uitspraak van het Hof in stand.

Overwegingen ten overvloede

Met het oog op het belang voor de rechtspraktijk gaat de Hoge Raad in op de uitleg van de begrippen schuldhulpverlening en maatschappelijk werk.

Schuldhulpverlening
Het begrip schuldhulpverlening is in de regelgeving voor de heffing van omzetbelasting niet nader omschreven. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is daarvan wel een definitie gegeven. Daaruit blijkt dat het gaat om het vinden van een oplossing voor problematische schulden, om preventie en om nazorg.

Uit een kabinetsnota uit 2005 blijkt dat verschillende ministeries de maatregelen op het gebied van schuldenproblematiek met elkaar afstemmen, met als doel te komen tot een integrale aanpak van problematische schuldsituaties. Die aanpak is gericht op zowel het voorkomen van dergelijke situaties als het oplossen ervan en nazorg.

Gelet op dit een en ander komt volgens de Hoge Raad aan het begrip schuldhulpverlening in de omzetbelasting geen andere betekenis toe dan aan dat begrip is gegeven in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad in het bijzonder mee dat ook werkzaamheden ter voorkoming van problematische schulden onder het begrip schuldhulpverlening vallen.

Maatschappelijk werk
Het begrip maatschappelijk werk omvat voor de heffing van omzetbelasting algemeen maatschappelijk werk en bedrijfsmaatschappelijk werk. De vrijstelling op dit gebied heeft volgens de Hoge Raad dezelfde betekenis als de vrijstelling die volgens het Europese recht moet worden verleend voor leveringen en diensten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid, die worden verricht door een door de inspecteur erkende instelling van sociale aard.

Bij de uitleg van deze vrijstelling moet daarom worden aangesloten bij de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Op grond daarvan geldt de vrijstelling voor diensten die worden verricht om personen in een situatie van mentale hulpbehoevendheid te beschermen tegen burgerlijke handelingen die schadelijk kunnen zijn voor hun eigen financiële of andere belangen, of de waardigheid van hun bestaan in gevaar kunnen brengen. Hieronder vallen bijvoorbeeld diensten die als zodanig worden verricht door bewindvoerders of curatoren, en diensten die daarmee samengaan.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:460