Advies AG aan Hoge Raad: ambtshalve proceskostenveroordeling wegens misbruik van procesrecht door uitlokken van naheffingen parkeerbelasting om vergoedingen in de wacht te slepen

1 december 2023

Ambtshalve veroordeling in de proceskosten van een belastingplichtige die in samenwerking met zijn gemachtigde opzettelijk naheffingsaanslagen parkeerbelasting uitlokt. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Wattel de Hoge Raad in een conclusie die vandaag is gepubliceerd. De uitgelokte naheffingen worden gebruikt om een veelheid van procedures tegen de betrokken gemeenten te starten ter verkrijging van dwangsommen wegens niet-tijdig beslissen en forfaitaire vergoedingen van proceskosten en immateriële schade door termijnoverschrijding bij bezwaarafdoening of in de beroepsprocedure. Dit stelselmatige procederen heeft geen ander doel dan genereren van inkomsten ten koste van publieke middelen en is daarom volgens de AG misbruik van procesrecht.

De zaak

De belanghebbende heeft twee auto’s waarmee hij in diverse gemeenten structureel op allerlei plekken deels op een betaald-parkeren-plaats parkeerde en deels op de stoep, naar eigen zeggen omdat hij geen zin had om parkeerbelasting te betalen. Op basis van de stelling dat verboden parkeren een verkeersovertreding is en daarom geen ‘parkeren’ is volgens de Gemeentewet, lokten hij en zijn gemachtigde naheffingen parkeerbelasting uit die zij gebruikten om tientallen procedures te starten met het oog op verkrijging van dwangsommen wegens niet-tijdig beslissen en forfaitaire vergoeding van proceskosten en veronderstelde immateriële schade bij termijnoverschrijding in bezwaar en beroep. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van bevoegdheid. Ook het Hof heeft de hogere beroepen tegen die uitspraken niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik, bestaande uit bewust uitlokken van naheffingen en daartegen stelselmatig bezwaar en beroep instellen met geen ander doel dan het genereren van proceskostenvergoedingen, dwangsommen en immateriële schadevergoedingen. Volgens het Hof is de relatie tussen belanghebbende en gemachtigde geen gebruikelijke in het maatschappelijk verkeer, maar een samenwerkingsverband gericht op het genereren van inkomsten door procedures waarbij de parkeerbelasting zelf irrelevant is. Het Hof heeft daarom ook geen vergoedingen toegekend en het griffierecht niet teruggegeven.

De belanghebbende stelde van deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De belanghebbende wil dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigt omdat het Hof zijns inziens geen misbruik van procesrecht had mogen aannemen en ten onrechte heeft geoordeeld dat hij naheffingen uitlokte. De keuze om op de gebruikte wijze te parkeren was juist ingegeven om géén parkeerbelasting te betalen. In het handelen van de belanghebbende en de gemachtigde kan volgens hen ook geen verdienmodel liggen als de naheffingsaanslagen rechtmatig zijn opgelegd en de gemeenten tijdig beslissen en hun bezwaren en beroepen tijdig worden afgedaan.

Advies AG

De stellingen dat het zou gaan om de wens geen parkeerbelasting te betalen en dat belanghebbendes wijze van parkeren geen ‘parkeren’ zou zijn, raken volgens de AG kant noch wal omdat de Hoge Raad al eerder beslist heeft dat ook deels op een betaald-parkeren-plaats parkeren wel degelijk ‘parkeren’ is en de belanghebbende zich bovendien blootstelt aan tientallen foutparkeerboeten. Als ook voor de eiser zelf duidelijk moet zijn dat zijn eis evident kansloos is, is dat grond voor het aannemen van misbruik van procesrecht. Grond daarvoor is ook het gebruik van rechtsmiddelen evident voor andere doelen dan waarvoor zij zijn gegeven. Het Hof heeft volgens de AG overtuigend geoordeeld dat uitgesloten moet worden geacht dat het de belanghebbende nog zou kunnen gaan om een rechterlijk oordeel over zijn al verworpen standpunt en dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de belanghebbende naheffingen parkeerbelasting uitlokt en daartegen stelselmatig procedeert met geen ander doel dan het genereren van inkomsten uit publieke middelen. Vaststelling van misbruik van procesrecht is volgens de AG weliswaar in zekere mate een elephant test, maar gezien de vastgestelde feiten bevindt de olifant zich in dit geval wel heel prominent en onmiskenbaar in zowel het gezichtsveld als de kamer. Hij adviseert de Hoge Raad dan ook niet alleen om het cassatieberoep ongegrond te verklaren, maar ook om de betrokken gemeenten te vragen welke kosten zij hebben moeten maken voor de behandeling van de bezwaren, de (hoger) beroepen en de cassatieberoepen en om de belanghebbende ambtshalve te veroordelen tot vergoeding van die kosten wegens misbruik van procesrecht.

De AG wijst ook nog op het volgende. Een vergelijkbaar geval van structurele samenspanning tot misbruik van procesrecht tussen gemachtigde en belanghebbenden deed zich voor in een procedure bij de Raad van State over tientallen WOB-verzoeken (Wet openbaarheid van bestuur). Dat was voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State reden om in te stemmen met de weigering van die gemachtigde als procesvertegenwoordiger. AG Wattel geeft de Hoge Raad in overweging om de gemachtigde mee te delen dat “als hij nog eens langs komt met een van zijn vele samen met de belanghebbende uitgelokte sjabloon-zaken waarvan de kansloosheid evident is, hij voor een aan te geven periode zal worden geweigerd als gemachtigde in cassatie.”

De belanghebbende heeft na het kennisnemen van de conclusie van de AG zijn cassatieberoep ingetrokken.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2023:1044