Vrijspraak van het dragen van kleding en accessoires met naam en logo van verboden motorclub Bandidos Holland blijft niet in stand

5 december 2023

De door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gegeven vrijspraak van deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie door het dragen van kleding en accessoires met de naam en het logo van de verbodenverklaarde Bandidos Motorcycle Club Holland, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het hof om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.

De zaak

In 2017 is Bandidos Holland verboden. Dit verbod is op 24 april 2020 onherroepelijk geworden. In deze zaak gaat het om een man die op 21 april 2021 naar de ingang van een gerechtsgebouw liep, terwijl hij een t-shirt en een baseballpet met de opdruk van Bandidos en een heuptasje met het 1%-teken droeg. In het gerechtsgebouw werd een zaak behandeld tegen andere Bandidos-leden.

De man werd door het Openbaar Ministerie (OM) vervolgd voor voortzetting van de werkzaamheid van de verboden motorclub. De rechtbank kwam tot een veroordeling maar in hoger beroep werd de verdachte door het gerechtshof vrijgesproken.

Het Openbaar Ministerie (OM) stelde van deze vrijspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

Het OM vroeg de Hoge Raad de vrijspraak van het gerechtshof te vernietigen. De cassatieklacht was gericht tegen het oordeel van het hof dat de gedraging van de verdachte niet kan worden aangemerkt als deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie (artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr)).

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 5 september 2023 de vrijspraak niet in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad

Het hof heeft vastgesteld dat BMC Holland in 2020 is verboden verklaard en ontbonden omdat de werkzaamheid van de motorclub in strijd is met de openbare orde. Verder heeft het hof geoordeeld dat het lopen met kleding en een tasje met de opdruk van Bandidos gezien de aard van die gedraging en de omstandigheden waaronder die heeft plaatsgevonden niet ten dienste stond aan het voortbestaan van de verboden organisatie. Volgens het hof kon de gedraging slechts worden gezien als ‘een ongerichte, individuele gedraging van een voormalig lid van de inmiddels verboden verklaarde organisatie’.

Volgens de Hoge Raad heeft het hof met deze beslissing de ‘voortzetting van de werkzaamheid’ te beperkt uitgelegd. Daarvoor vindt de Hoge Raad het volgende van belang. Artikel 140 lid 2 WvSr is een delict tegen de openbare orde, waarvan – zoals blijkt uit geschiedenis van de Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen - de reikwijdte ruim moet worden opgevat. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de kleding en accessoires van de verboden motorclub heeft gedragen voorafgaand aan het binnengaan van een gerechtsgebouw waar op dat moment een rechtszaak diende tegen leden van de motorclub. Uit de omstandigheden die in de procedure over de verbodenverklaring zijn vastgesteld en die het hof bij zijn beslissing in aanmerking heeft genomen, kwam naar voren dat tot de werkzaamheid van Bandidos Holland (onder meer) behoorde dat de leden bewust de naam Bandidos of hun colors gebruiken om hun daden en woorden kracht bij te zetten. De cassatieklacht slaagt daarom.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:1612