Publicatie oud arrest uit 1930: mochten kinderen jonger dan 14 jaar een figurantenrol spelen in een operette of was dat in strijd met de Arbeidswet 1919?

17 februari 2023

Mogen kinderen jonger dan 14 jaar een figurantenrol spelen in een operette? In 1930 stond de Hoge Raad voor deze vraag. Sinds vandaag staat deze oude uitspraak online op www.rechtspraak.nl.

De zaak

Op 16 juli 1929 speelden vijf kinderen jonger dan 14 jaar een figurantenrol in de operette ‘Friederike’. Twee directeuren van het toneelgezelschap werden vervolgd wegens overtreding van de Arbeidswet 1919. Hen werd tenlastegelegd, kort gezegd, dat zij kinderen jonger dan 14 jaar arbeid hadden laten verrichten, bestaande in “het maken van eenige passen en knielen op het tooneel”.

In artikel 9 van de Arbeidswet 1919 was bepaald dat een kind beneden 14 jaar geen arbeid mag verrichten. Artikel 74 maakte het verboden om in strijd met bepalingen van de Arbeidswet 1919 arbeid te doen verrichten. Op grond van artikel 83 lid 1 werd overtreding van artikel 74 bestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of een geldboete van ten hoogste honderd gulden. In lid 6 van artikel 83 was bepaald dat niet strafbaar is een bij het eerste lid strafbaar gesteld feit, indien dat feit onder de gegeven omstandigheden als gerechtvaardigd is te beschouwen en onverwijld door of namens het hoofd of den bestuurder der ondernemer wordt medegedeeld aan het bevoegde districtshoofd van de Arbeidsinspectie.

Oordeel kantonrechter en rechtbank

De kantonrechter en, in hoger beroep, de rechtbank achtte bewezen dat de directeuren kinderen jonger dan 14 jaar arbeid hadden laten verrichten, “bestaande in het doen van eenige passen ten tooneele en door geknield liggende gedurende een vijftal minuten om daarna weder achter de coulissen te verdwijnen”. Dit bewezen verklaarde feit zou echter niet strafbaar zijn, omdat aan beide vereisten van art. 83 lid 6 van de Arbeidswet 1919 was voldaan. De verrichte kinderarbeid was onder de gegeven omstandigheden als gerechtvaardigd te beschouwen: het optreden van de kinderen vormde een onmisbaar ornament van de operette Friederike, het optreden diende het algemeen belang en het was voor de kinderen geenszins schadelijk (NJ 1930, p. 426: “dat voorts het gedurende enkele minuten in den vroegen avond, als betooverd door Friederike's zang, geknield liggen, niet kan schaden het kinderlichaam, noch de kinderziel”). Ook aan het tweede vereiste was voldaan: één van de directeuren had van tevoren bij de Arbeidsinspectie gemeld dat op 16 juli 1929 een vijftal kinderen jonger dan 14 jaar zouden optreden.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde anders; artikel 83 lid 6 van de Arbeidswet 1919 was hier niet van toepassing. Deze bepaling beoogde blijkens haar wetsgeschiedenis een voorziening te treffen voor bepaalde uitzonderlijke omstandigheden waarin onmiddellijk moest worden gehandeld, zoals bij een ramp, waarbij de tijd ontbrak om de nodige vergunning tot afwijking van de Arbeidswet te verkrijgen. Het vereiste van een onverwijlde mededeling aan de Arbeidsinspectie sloot daarop aan; onder uitzonderlijke omstandigheden mocht van dwingende bepalingen van de Arbeidswet 1919 worden afgeweken, maar die afwijking moest dan na afloop wel worden gemeld bij de Arbeidsinspectie.

De Hoge Raad deed de zaak zelf af. Uitgaande van het door de kantonrechter en de rechtbank bewezen verklaarde feit, oordeelde de Hoge Raad dat dit feit strafbaar was en dat van een strafuitsluitingsgrond niet was gebleken. De Hoge Raad legde de lichte straf op van een geldboete van een gulden “omdat de verdachten een redelijke kans aanwezig kunnen hebben geacht, dat de rechter de grond voor niet strafbaarheid van het feit genoemd in artikel 83 lid 6 van de Arbeidswet 1919 hier van toepassing zou achten”.

Commentaar

Prof. mr. W.P.J. Pompe schreef in 1931 over dit arrest: “Met dit arrest is de volledige uitvoering van opera’s, operettes en tooneelstukken, waarin kinderen beneden 14 jaar eenige rol, zij het ook de kleinste figurantenrol, te vervullen hebben, voorloopig wettelijk onmogelijk gemaakt.”

Publicatie 'oude' (mijlpaal)arresten

Sinds december 2019 publiceert de Hoge Raad oude (mijlpaal)arresten. Inmiddels zijn al zo’n 800 'oude' arresten online te vinden. In aanloop naar de publicatie van het 1000ste oude arrest wordt de komende tijd in ieder geval elke twee weken (en zo mogelijk vaker) een bijzonder/bijzondere nog te publiceren arrest(en), uitgelicht. Eerder zijn het arrest Lindenbaum-Cohen, het arrest ‘Aletta Jacobs’, het arrest Levenslang na afschaffing van de doodstraf en het Geweerarresthet arrest over de dramatische ontvoering en levensberoving van een 13-jarige Haagse jongen in 1880, drie arresten over de positie van de vrouw in de rechtspraak, het arrest Gold Flake en het Driedagenarrest op deze wijze belicht.

Uitspraken van de Hoge Raad worden sinds het jaar 2000 geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl. Daarvóór vond publicatie van arresten hoofdzakelijk plaats via redacties van jurisprudentie-uitgaven van uitgevers. Een aantal arresten is door de uitgevers wel digitaal beschikbaar gesteld maar staat, in veel gevallen ook bewerkt, in databanken waarvoor een abonnement moet worden afgesloten. De Hoge Raad ziet het maatschappelijk belang van, en ook als zijn maatschappelijke taak in, het (gratis) online beschikbaar stellen van ‘oude’ (‘mijlpaal’)arresten van vóór het jaar 2000.

Veel van de inmiddels gepubliceerde arresten moesten worden opgevraagd uit het archief in Kampen en het Nationaal Archief in Den Haag. Deze arresten zijn vervolgens gescand en de handgeschreven arresten overgetypt, daarna zorgvuldig gecontroleerd, geanonimiseerd waar nodig en overgezet naar het systeem om ze te kunnen publiceren op rechtspraak.nl.

Kijk op onze website (onder Mijlpaalarresten) voor de lijst met de inmiddels gepubliceerde ‘oude’ mijlpaalarresten.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:1930:48