Publicatie van drie oude (mijlpaal)arresten (uit 1915, 1946 en 1948) over de positie van de vrouw in de rechtspraak

6 januari 2023

Kan een vrouw benoemd worden tot klerk ter griffie bij een rechtbank? Die vraag speelde voor het eerst in het jaar 1915 bij de Hoge Raad. De Hoge Raad beantwoordde de vraag bevestigend en oordeelde dat een ieder van 23 jaar en ouder tot klerk ter griffie kan worden benoemd. Sinds vandaag staan drie oude uitspraken over de positie van de vrouw in de rechtspraak online op www.rechtspraak.nl.

De zaken

De zaak uit 1915
Deze zaak startte met een beschikking van de rechtbank in Winschoten waarbij een vrouwelijke advocaat en procureur, Anna Maria Elisabeth Post, werd benoemd tot beëdigd klerk ter griffie van die rechtbank. De officier van justitie bij de rechtbank stelde beroep in cassatie in van deze beschikking. Zijn cassatieklacht: beëdigde klerken ter griffie zijn leden van de rechterlijke macht en vrouwen zijn niet benoembaar tot rechterlijke beambten. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep. De Hoge Raad overwoog dat beëdigde klerken ter griffie niet zijn aan te merken als leden van de rechterlijke macht. Zij worden niet aangesteld door de Koning, zoals voor leden van de rechterlijke macht geldt op grond van artikel 166 lid 1 Grondwet (oud). Bepalend is het in 1910 ingevoegde artikel 47a van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO), dat als enige vereiste stelt dat de te benoemen persoon de leeftijd van 23 jaren heeft bereikt. Uit dit enige vereiste en uit het stilzwijgen van de wetgever in 1910 over de benoembaarheid van vrouwen tot beëdigd klerk ter griffie mag niet worden afgeleid dat de wetgever vrouwen heeft willen uitsluiten van benoeming. De benoeming van Anna Maria Elizabeth Post bleef dus in stand.

De zaak uit 1946
In een strafzaak tegen een verdachte van medeplichtigheid aan een inbraak was op de terechtzitting een waarnemend vrouwelijke griffier werkzaam. Bij de Hoge Raad werd geklaagd dat de Nederlandse wetgeving niet toelaat dat vrouwen deel uitmaken van de rechterlijke macht. De Hoge Raad oordeelde in lijn met de vorige zaak dat beëdigde klerken ter griffie geen leden van de rechterlijke macht zijn. Bepalend is artikel 47a van de Wet RO, dat als enige vereiste stelt dat de betrokkene 23 jaar of ouder is. Een beëdigd klerk ter griffie die de graad van doctor bezit, mag de griffier op de terechtzitting vervangen, ook als die beëdigd klerk ter griffie een vrouw is (Hoge Raad: “dat, eenmaal aangenomen dat de vrouw tot beëdigd klerk ter griffie mag worden benoemd en als zoodanig beëdigd, noch uit voornoemd voorschrift noch uit eenige andere wettelijke bepaling voortvloeit dat zij van zoodanige vervanging zou zijn uitgesloten”).

De zaak uit 1948
Verder is van belang een zaak waarin de Hoge Raad in 1948 uitspraak deed over de benoeming van een vrouwelijke griffier, maar het algemener maakte door er ook de benoeming van een vrouw tot rechter bij te betrekken. De Hoge Raad overwoog in deze zaak dat de stelling dat de Nederlandse wetgeving niet toelaat dat vrouwen deel uitmaken van de rechterlijke macht geen steun vindt in de wet, nu geen enkele wettelijke bepaling uitdrukkelijk de aanstelling van vrouwen tot leden van de rechterlijke macht belet. Prof. mr. W.P.J. Pompe schreef over dit arrest: “De Hoge Raad heeft thans voor het eerst de befaamde kwestie, of vrouwen tot leden der rechterlijke macht kunnen benoemd worden, volledig bevestigend beantwoord. Het belang van dit arrest wordt wel enigszins verkleind, doordat de Regering voorafgegaan is. Immers reeds enigen tijd geleden is de eerste vrouwelijke rechter benoemd, aan de rechtbank te Rotterdam. De Hoge Raad had dus wel reden om de kwestie, die in het thans berechte geval een Griffier betrof, algemener te stellen, en er ook benoeming tot rechter en tot lid van het O. M. in te betrekken.“

Overigens speelde in 1948 ook al de benaming van raadsheer voor een vrouw. De advocaat-generaal schreef namelijk in zijn conclusie: “en zelfs in deze tijd zoude b.v. een benoeming van een vrouw tot raads’heer’ toch wel ietwat vreemd klinken.”

De eerste vrouwelijke raadsheer in en president van de Hoge Raad
In aanvulling op het voorgaande werd Anna Augusta Leonie (roepnaam: Guusje) Minkenhof in 1967 het eerste vrouwelijke lid van de Hoge Raad. Daarvoor was zij al twee jaar werkzaam als advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Ze werd benoemd tot vicepresident in 1978. De Hoge Raad kreeg in 2020 zijn eerste vrouwelijke president, Dineke de Groot.

Publicatie 'oude' (mijlpaal)arresten

Sinds december 2019 publiceert de Hoge Raad oude (mijlpaal)arresten. Inmiddels zijn al bijna 900 'oude' arresten online te vinden. In aanloop naar de publicatie van het 1000ste oude arrest wordt elke twee weken een bijzonder, nog te publiceren arrest, uitgelicht. Eerder zijn het arrest Lindenbaum-Cohen, het arrest ‘Aletta Jacobs’, het arrest eerste keer levenslang na afschaffing doodstraf, het Geweerarrest en het arrest over de dramatische ontvoering en levensberoving van een 13-jarige Haagse jongen in 1880 op deze wijze belicht.

Uitspraken van de Hoge Raad worden sinds het jaar 2000 geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl. Daarvóór vond publicatie van arresten hoofdzakelijk plaats via redacties van jurisprudentie-uitgaven van uitgevers. Een aantal arresten is door de uitgevers wel digitaal beschikbaar gesteld maar staat, in veel gevallen ook bewerkt, in databanken waarvoor een abonnement moet worden afgesloten. De Hoge Raad ziet het maatschappelijk belang van, en ook als zijn maatschappelijke taak in, het (gratis) online beschikbaar stellen van ‘oude’ (‘mijlpaal’)arresten van vóór het jaar 2000.

Veel van de inmiddels gepubliceerde arresten moesten worden opgevraagd uit het archief in Kampen en het Nationaal Archief in Den Haag. Deze arresten zijn vervolgens gescand en de handgeschreven arresten overgetypt, daarna zorgvuldig gecontroleerd, geanonimiseerd waar nodig en overgezet naar het systeem om ze te kunnen publiceren op rechtspraak.nl.

Kijk op onze website (onder Mijlpaalarresten) voor de lijst met de inmiddels gepubliceerde ‘oude’ mijlpaalarresten.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:1915:6

ECLI:NL:HR:1946:77

ECLI:NL:HR:1948:113