Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen voor diamantroof Schiphol in 2005 kunnen in stand blijven
De veroordelingen van drie verdachten voor onder meer betrokkenheid bij de diamantroof op de luchthaven Schiphol in februari 2005 kunnen in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag. Dat geldt ook voor de veroordeling van een vierde medeverdachte wegens witwassen van de opbrengsten van de roof.
De zaak
Op 25 februari 2005 vond op Schiphol een overval plaats waarbij diamanten en sieraden ter waarde van ongeveer 73 miljoen dollar zijn weggenomen. Tijdens het opsporingsonderzoek is het vermoeden ontstaan dat er ook eerder op 10 februari 2005 een voorbereiding of poging tot een gewapende overval is geweest. Het onderzoek heeft destijds wel geleid tot de aanhouding van een aantal verdachten maar geen van hen is daarvoor toen vervolgd.
Naar aanleiding van nieuwe aanwijzingen is in 2013 een nieuw onderzoek gestart. Naast de verdachten uit 2005 kwamen ook enkele nieuwe verdachten in beeld, onder wie een KLM-medewerker. In dit nieuwe onderzoek is onder meer sprake geweest van telefoontaps en het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC-gesprekken). Daarnaast is er vanaf 2014 in de zaak tegen de KLM-medewerker een traject van ruim twee jaar geweest waarin opsporingsambtenaren van het team Werken Onder Dekmantel stelselmatig informatie hebben ingewonnen (WOD-traject) en waarbij de verbalisanten zich als criminelen hebben voorgedaan. Tegenover de undercoveragenten deed de verdachte uitlatingen over zijn eigen betrokkenheid en de betrokkenheid van medeverdachten. Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek zijn de verdachten voor de rechter gebracht.
Het gerechtshof veroordeelde drie verdachten tot gevangenisstraffen van negen jaar en zes maanden. De vierde medeverdachte kreeg een gevangenisstraf van tien maanden en twee weken opgelegd. Ze stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaten van de verdachten vragen de Hoge Raad de uitspraken te vernietigen. Er zijn in de zaak tegen de voormalig KLM-medewerker onder meer cassatieklachten ingediend over de verslaglegging van de communicatie en het gebruik van uitlatingen in het WOD-traject voor het bewijs. Zo zou volgens de verdediging onder meer in het WOD-traject druk zijn uitgevoerd en sprake zijn geweest van misleiding.
Advies AG
Deze cassatieklachten slagen volgens de AG niet. Volgens de verdediging is sprake geweest van (psychische) dwang omdat verdachte geldruns deed voor de undercoveragenten en zijn baan zou (kunnen) verliezen als hij het vertrouwen van de verbalisanten zou kwijtraken. Daarmee zou hij in een soort afhankelijkheidsrelatie terecht zijn gekomen. Het hof heeft geoordeeld dat niet is gebleken van enige mate van dwang of pressie tegen de verdachte en dat de verdachte niet in een afhankelijkheidssituatie is terechtgekomen. De AG is van mening dat uit de cassatieschriftuur van de verdediging niet duidelijk wordt waarom de overwegingen van het hof onbegrijpelijk zouden zijn. Daarom kan deze cassatieklacht volgens de AG niet leiden tot vernietiging van de uitspraak.
Verder is de verdediging van mening dat sprake is geweest van misleiding omdat de undercoveragenten hebben gevist naar een verklaring. Volgens de verdediging zou tegen de verdachte zijn gezegd dat als de verdachte bij de diamantroof op Schiphol betrokken was geweest, hij de man was die ze zochten, en werd hem een voordeel in het vooruitzicht gesteld. De verdachte is daarna over de diamantroof gaan verklaren tegenover de undercoveragenten. Dit zou moeten worden gezien als een verhoor en een drukmiddel om tot een bekennende verklaring te komen. Het hof heeft geoordeeld dat het handelen van de verbalisanten voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Volgens het hof is geen sprake geweest van een rechtstreekse vraag aan de verdachte over zijn betrokkenheid bij het feit, waarbij enige (dwingende) voorwaarde is gesteld om mee te kunnen (blijven) doen aan de illegale activiteiten. Er is weliswaar impliciet naar betrokkenheid bij de diamantroof gevraagd en in zekere zin een voordeel in het vooruitzicht gesteld als hij hierbij inderdaad betrokken zou zijn, maar van het uitlokken van een bekentenis was geen sprake. De AG vindt dat hof uit de vaststellingen heeft kunnen afleiden dat geen sprake is geweest van een verhoorsituatie, bemoeienis met de wezenlijke onderdelen van de verklaring of druk om een bekentenis af te leggen.
Ook een aantal andere cassatieklachten in deze en de andere zaken falen. Wel slaagt bij twee verdachten die gevangenisstraffen van negen jaar en zes maanden opgelegd kregen de cassatieklacht dat de redelijke termijn is overschreden terwijl de verdachten in voorlopige hechtenis hebben gezeten. De AG adviseert de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraffen in deze twee zaken te verminderen volgens de gebruikelijke maatstaf. De opgelegde straffen bij de andere twee verdachten kunnen wat de AG betreft ongewijzigd in stand blijven.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 5 september 2023. Op 5 september 2023 is de uitspraak aangehouden tot 3 oktober 2023.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Publicatie op rechtspraak.nl
ECLI:NL:PHR:2023:558
ECLI:NL:PHR:2023:560
ECLI:NL:PHR:2023:557
ECLI:NL:PHR:2023:559