Beslissing hof dat Allard Pierson Museum de Krimschatten moet afgeven aan de Staat Oekraïne blijft in stand

9 juni 2023

Moeten de zich in Nederland bevindende zogenoemde Krimschatten aan de Staat Oekraïne of aan de Krimmusea worden teruggegeven? Het gerechtshof besliste in oktober 2021 dat afgifte moet plaatsvinden aan de Staat Oekraïne. Deze beslissing blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Het geschil

Het geschil betreft de teruggave van door de Krimmusea uitgeleende kunstobjecten (de zogenoemde Krimschatten). Dit zijn oudheidkundige objecten, museumstukken, die het Allard Pierson Museum (APM) in Amsterdam van de Krimmusea in bruikleen kreeg voor een tentoonstelling van februari tot en met augustus 2014. Op de bruikleenovereenkomsten is Oekraïens recht van toepassing verklaard. De kunstobjecten zijn met toestemming van het Ministerie van Cultuur van Oekraïne uitgeleend.

In maart 2014 heeft de Autonome Republiek van de Krim zich afgescheiden van Oekraïne en zich aangesloten bij de Russische Federatie. De VN, de EU en Nederland hebben de afscheiding en de aansluiting bij Rusland niet erkend. Ten tijde van de afscheiding en de aansluiting bij Rusland waren de objecten in verband met de tentoonstelling nog bij het APM in Amsterdam.
De Krimmusea hebben direct na de afscheiding aanspraak gemaakt op teruggave van de kunstobjecten. De Staat Oekraïne heeft dat in mei 2014 gedaan. Voor het APM is onduidelijk aan wie het de objecten moet teruggeven en het heeft daarom de stukken onder zich gehouden totdat de zaak door de rechter (onherroepelijk) is beslist.

Procedure bij rechtbank en hof

De rechtbank besliste in december 2016 dat de Krimschatten op grond van de Erfgoedwet moeten worden afgegeven aan de Staat Oekraïne. De rechtbank overwoog dat de Krimschatten op dit moment zonder geldige exportvergunning van de Oekraïense autoriteiten in Nederland verblijven, zodat sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet en de Staat Oekraïne teruggave kan vragen.

Het hof oordeelde in hoger beroep eveneens dat de vordering tot afgifte van de Staat Oekraïne moet worden toegewezen maar op andere gronden. Volgens het hof is de Erfgoedwet niet van toepassing op deze situatie omdat geen sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet. Het hof vond dat afgifte moest plaatsvinden op basis van de Museumwet Oekraïne en een ministeriële regeling van maart 2014 die de minister van Cultuur de bevoegdheid geeft een besluit te nemen tot overbrenging van museumstukken voor de bewaring bij gevaar voor tenietgaan, verlies of beschadiging. De minister heeft in mei 2014 zo’n besluit genomen (een zogenoemde Order). De Order houdt in dat de museumstukken in afwachting van stabilisatie van de situatie op de Krim naar het Nationaal Historisch Museum van Oekraïne in Kiev moeten worden overgebracht. Volgens het hof heeft deze wetgeving tot doel het Oekraïense cultureel erfgoed te beschermen en mocht de Staat Oekraïne deze Order ook nemen omdat dit is gedaan ter bescherming van zijn cultureel erfgoed. Op grond van een Nederlandse wetsbepaling van internationaal privaatrecht uit het Burgerlijk Wetboek kan voorrang worden gegeven aan deze Oekraïense (publiekrechtelijke) regels.

De Krimmusea stelden van de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De Staat Oekraïne heeft eveneens (voorwaardelijk) cassatieberoep ingesteld.

Cassatie(klachten

De Krimmusea vroegen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie werd onder meer geklaagd over schending van artikel 1 Eerste Protocol (het recht op ongestoord genot van zijn eigendom) van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en over het aanmerken van het Oekraïense Museumwetregime als ‘voorrangsregel’ in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De Staat Oekraïne klaagde over de beslissing van het hof dat geen sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet.

Advies AG

De AG was in zijn advies van 27 januari 2023 van mening dat de cassatieklacht over schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM niet slaagt. Ook vond de AG dat de cassatieklachten van de Krimmusea over de toepassing van de Order als ‘voorrangsregel’ niet slagen.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de Krimmusea, zodat de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Volgens de Hoge Raad slagen de klachten over schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM niet. Het hof heeft kunnen oordelen (i) dat de Order voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar is en dat de toepassing ervan niet op willekeur berust, (ii) dat de Staat Oekraïne een legitiem belang heeft bij de bescherming van zijn cultureel erfgoed, en (iii) dat toepassing van de Order als tijdelijke maatregel, namelijk in afwachting van de stabilisatie op de Krim, een ‘fair balance’ inhoudt tussen de inbreuk op de rechten van de Krimmusea en het belang van de Staat Oekraïne bij de bescherming van zijn cultureel erfgoed.

Verder vindt de Hoge Raad dat het hof op basis van zijn uitleg van de inhoud, aard en strekking en de werkingssfeer van de Order tot het oordeel kon komen dat in dit geval toepassing moet worden gegeven aan de Order als ‘voorrangsregel’. Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof daarbij de wettelijke maatstaven en regels op correcte wijze toegepast.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is een einde gekomen aan dit geschil. Het Allard Pierson Museum moet de kunstschatten afgeven aan de Staat Oekraïne en niet aan de Krimmusea.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:865