Veroordeling wegens jarenlange onttrekking aan ouderlijk gezag van twee minderjarige dochters blijft in stand
De veroordeling van een vader wegens jarenlange onttrekking aan het ouderlijk gezag van zijn twee minderjarige dochters blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
De moeder had als enige gezag (eenhoofdig gezag) over de beide minderjarige dochters. De vader kreeg van de moeder in 2003 toestemming voor een drieweekse vakantie (tot 8 augustus 2003) in Egypte met de kinderen, die toen zes respectievelijk twee jaar oud waren. De man is daarna met hen, in strijd met de gemaakte afspraak, in Egypte gebleven, tot aan zijn aanhouding in januari 2018 in België.
Het gerechtshof veroordeelde de man tot vijf jaar gevangenisstraf en het betalen van een schadevergoeding aan de moeder van 50.000 euro. De dochters kregen geen schadevergoeding. De man stelde van deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. De cassatieklacht richtte zich onder meer tegen de verwerping door het hof van het standpunt van de verdediging over de ontvankelijk van het OM in de vervolging. Volgens de advocaat heeft Nederland geen rechtsmacht omdat de handelingen die aan de verdachte ten laste zijn gelegd allemaal, en alleen maar, in Egypte hebben plaatsgevonden en niet in Nederland.
Daarnaast vroeg de gemachtigde van de moeder en de dochters de Hoge Raad de beslissing van het hof over de gedeeltelijke afwijzing van de schadevergoeding te vernietigen.
Oordeel Hoge Raad
Artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) bepaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt. Als er - naast in Nederland gelegen plaatsen - ook buiten Nederland gelegen plaatsen zijn die kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van deze wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook als het gaat om de gedragingen die deel uitmaken van dat strafbare feit en die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.
Het oordeel van het gerechtshof dat het OM ontvankelijk is in de vervolging acht de Hoge Raad juridisch juist en voldoende gemotiveerd. Daarbij houdt de Hoge Raad rekening met het oordeel van het hof dat de verdachte heeft verhinderd dat de moeder in Nederland het aan haar toegekende gezag over hun dochters kon uitoefenen.
Ook de cassatieklachten van de moeder en dochters slagen niet. De Hoge Raad heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen.
Met het oordeel van de Hoge Raad zijn de veroordeling, de opgelegde gevangenisstraf en de toegekende schadevergoeding aan de moeder definitief.