Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling en opgelegde levenslange gevangenisstraf in de zaak tegen Willem Holleeder in stand laten

14 november 2023

De veroordeling van Holleeder wegens het opdracht geven tot liquidaties, poging tot moord, zware mishandeling en deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met dit soort misdrijven, kan in stand blijven. Dat geldt ook voor de door het hof opgelegde levenslange gevangenisstraf. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De zaak

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan (steeds) uitlokking van vijf moorden, een doodslag, een zware mishandeling, een poging tot moord en deelname aan een criminele organisatie. De feiten hebben plaatsgevonden in de periode van 2002 tot en met 2006. Het hof legde de verdachte een levenslange gevangenisstraf op. Tegen deze veroordeling stelde de verdachte beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Het hof Amsterdam heeft in twee eerdere zaken over grotendeels hetzelfde feitencomplex geoordeeld. In de eerste plaats is de verdachte op 3 juli 2009 door het hof Amsterdam tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens onder andere afpersing en mishandeling in de zogenaamde Kolbak-zaak. In de strafzaak Passage, waarin de verdachte niet heeft terechtgestaan, heeft het hof Amsterdam op 29 juni 2017 geoordeeld over de betrokkenheid van onder andere de kroongetuigen bij moorden, waarvan het hof in de nu in cassatie voorliggende zaak de uitlokking door de verdachte heeft bewezen verklaard. De Hoge Raad heeft het in het Passageproces gewezen arrest op 23 april 2019 in stand gelaten.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de veroordeling in zijn zaak te vernietigen. Zij bestrijdt de uitspraak van het hof op meerdere punten, waaronder de beslissing van het hof over de rechtmatigheid van de kroongetuigenovereenkomsten, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuigen, de zussen van de verdachte, de ex-vriendin van de verdachte en de oplegging van de levenslange gevangenisstraf.

Advies AG

Rechtmatigheid kroongetuigenovereenkomsten
De cassatieklacht op dit punt richt zich kort gezegd tegen de verwerping door het hof van het door de verdediging ingenomen standpunt ter terechtzitting in hoger beroep dat alleen de toezegging van strafvermindering onder het bereik van het wettelijk systeem valt en alle andere toezeggingen aan potentiële kroongetuigen niet rechtmatig zijn. Het gaat dan om a) de toezegging over het afzien van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, b) verkapte financiële beloningen middels beschermingsmaatregelen en c) de tekortschietende rechterlijke toetsing, omdat de beschermingsafspraken buiten de rechterlijke toetsing zijn gebleven.

Volgens de AG is het hof in de uitspraak niet afgeweken van de lijn die de Hoge Raad in het Passageproces heeft uiteengezet met betrekking tot getuigenbeschermingsafspraken gemaakt met dezelfde kroongetuigen die in de zaak tegen de verdachte een rol spelen. De uitgangspunten die de Hoge Raad op dit punt heeft geformuleerd hoeven wat de AG betreft niet te worden herzien. Ook een arrest van het Europees Hof dat na het Passage-arrest is gewezen leidt niet tot een nadere nuancering hiervan. Om die reden slaagt deze cassatieklacht volgens de AG niet.

Betrouwbaarheid verklaringen kroongetuigen / zussen verdachte / ex-vriendin verdachte
Het hof vond dat het zeer omvangrijke dossier tegen de verdachte veel bewijs bevat dat zijn schuld aantoont. Dat bewijs bestaat onder meer uit verklaringen van getuigen die van de verdachte zelf hoorden wat hij heeft gedaan, maar ook kroongetuigen die zelf bij de uitvoering van de moordopdrachten van de verdachte betrokken waren. Ook zijn volgens het hof de geluidsopnamen belangrijk waarin de verdachte, zonder dat hij wist dat hij werd opgenomen, een deel van de feiten bekent. Het hof heeft veel onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de getuigen en naar de mogelijke rol van anderen bij de moorden. Dit onderzoek heeft de betrouwbaarheid van belastende getuigen volgens het hof bevestigd vooral omdat steun is gevonden in ander bewijs. Het onderzoek heeft geen aanknopingspunten opgeleverd dat iemand anders dan de verdachte achter de moorden zit.

De AG is van mening dat het hof in deze zaak heeft kunnen oordelen dat de onderdelen van de verklaringen van al deze getuigen, die zijn gebruikt voor het bewijs, betrouwbaar zijn.

Oplegging levenslange gevangenisstraf
Het hof heeft een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Bij de oplegging van de straf heeft het hof rekening gehouden met de kille en gewetenloze wijze waarop de verdachte samen met anderen in een criminele organisatie, heeft beslist over leven en dood. Zijn keuzes waren volgens het hof ingegeven door financiële motieven of om ervoor te zorgen dat een ander geen wraak op hem kon nemen of met de politie zou praten. Het hof heeft zich nog de vraag gesteld of de oplegging van een levenslange gevangenisstraf een onmenselijke bestraffing zou betekenen die in strijd is met artikel 3 EVRM. Het hof oordeelde dat daarvan geen sprake was indachtig de uitspraak van de Hoge Raad van 23 april 2019 in het Passageproces waarin ook levenslange gevangenisstraffen zijn opgelegd.

De AG is van mening dat de cassatieklachten in deze zaak niet nieuw zijn. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraken in de Passagezaak naar aanleiding van nagenoeg dezelfde klachten geoordeeld dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet in strijd is met artikel 3 EVRM. Daarna zijn soortgelijke cassatieklachten in andere zaken eveneens door de Hoge Raad verworpen.
De AG vindt dan ook dat het hof in deze zaak een levenslange gevangenisstraf heeft kunnen opleggen en dat het hof dat ook toereikend heeft gemotiveerd. De AG merkt nog op dat dit anders wordt als op enig moment zou komen vast te staan dat een levenslange gevangenisstraf de facto nooit wordt verkort. Dat zou een omstandigheid zijn die van betekenis is bij de beantwoording van de vraag of een levenslange gevangenisstraf verenigbaar is met artikel 3 EVRM. We zijn volgens de AG (nog) niet zo ver dat we dit zouden kunnen aannemen.

Ook de andere cassatieklachten slagen volgens de AG niet.

De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen en dit beroep af te doen met een verkorte motivering (artikel 81 RO). Ze is, kort samengevat, van mening dat de rechtsvragen over de kroongetuigenregeling door de Hoge Raad in de uitspraak in de Passagezaak al uitvoerig aan de orde zijn geweest. De rechtspraak van het Europese Hof leidt niet tot een nadere nuancering hiervan. Ook de klacht over levenslang bevat geen nieuwe inzichten of argumenten. Het is bij de beoordeling van de klachten dan ook niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 9 januari 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2023:1002