Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens moord in Breda in stand laten
De veroordeling van een verdachte wegens het medeplegen van de moord op een man op 9 januari 2018 in Breda kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Aben de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.
De zaak
In de vroege ochtend van 9 januari 2018 ontving de politie een melding over een verdacht voertuig dat zich bevond op de parkeerplaats van een winkelcentrum te Breda. In de omgeving van dit winkelcentrum aangekomen, zag de politie een VW Golf rijden, aanvankelijk met gedoofde lichten. De als zodanig herkenbare politiewagen volgde dit voertuig tot op de parkeerplaats van een flat. Twee mannen stapten uit de VW Golf en renden weg, achtervolgd door een politieman die zag dat de twee mannen de flat binnengingen. Een andere politieman trof in de VW Golf een tas met drie vuurwapens en munitie aan. De twee wegrennende mannen bleken zich op te houden in een appartement gelegen op de derde verdieping van de flat. Toen het arrestatieteam de flatwoning binnenviel, verlieten de twee mannen die woning via het balkon aan de achterzijde en lieten zij zich naar beneden vallen. Beide mannen raakten daarbij zwaargewond en konden worden aangehouden. In de woning werd op de bank een liggende, dode man aangetroffen. Hij bleek te zijn overleden als gevolg van een kogel door het hoofd, afgevuurd met één van de drie in de VW Golf aangetroffen vuurwapens. Een tweede, niet-dodelijke schotverwonding was afkomstig van een kogel die was afgevuurd met één van de andere vuurwapens.
De rechtbank veroordeelde beide mannen wegens het medeplegen van moord tot een gevangenisstraf van twintig jaar. Beide mannen gingen in hoger beroep, maar de medeverdachte trok zijn hoger beroep in vóórdat het hof tot de behandeling ervan kon overgaan. Het gerechtshof heeft de veroordeling van de verdachte bevestigd (met aanvulling van de motivering). De verdachte stelde hiertegen beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof het verzoek tot het horen van een getuige heeft afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen. Ook wordt geklaagd dat het hof niet is ingegaan op een verweer over de overschrijding van de redelijke termijn.
Advies AG
De verdediging had het gerechtshof gevraagd om een broer van de verdachte als getuige te horen over de inhoud van een afgeluisterd gesprek dat de broer met de verdachte had toen hij in het ziekenhuis lag. Het hof vond namelijk dat uit dat afgeluisterde gesprek bleek dat de alternatieve lezing die de verdachte had gegeven om zijn onschuld aannemelijk te maken, niet correct was. Het hof heeft het verzoek tot het horen van deze getuige afgewezen omdat het verhoor van deze getuige volgens het hof niet zal kunnen bijdragen aan de bewijsbeslissing. De klacht in cassatie luidt dat het hof daarmee niet het juiste criterium voor afwijzing van een getuigenverzoek heeft gehanteerd. De AG denkt daar anders over. Het hof heeft in enigszins andere bewoordingen te kennen gegeven dat de punten waarover de getuige kon verklaren redelijkerwijze niet van belang konden zijn voor de bewijsvraag. Daarmee heeft het hof, volgens de AG, bij de beoordeling van het getuigenverzoek het juiste criterium (het verdedigingsbelang) gehanteerd. Ook vindt de AG dat het hof de afwijzing niet onbegrijpelijk en toereikend heeft gemotiveerd. Ook een aantal andere cassatieklachten slaagt volgens de AG niet. De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordeling wegens moord in stand te laten.
De cassatieklacht over de overschrijding van de redelijke termijn slaagt volgens de AG wel. In verband met de langere duur van de procedure moet de opgelegde gevangenisstraf wat de AG betreft volgens de gebruikelijke maatstaf worden verminderd.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 23 januari 2024.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.