Publicatie oud arrest uit 1919: doorwerking internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde

10 oktober 2023

In dit arrest uit 1919 oordeelde de Hoge Raad dat een internationaal verdrag waarbij Nederland zich had aangesloten dubbele werking had: de Nederlandse Staat was eraan gebonden in de verhouding met de andere verdragsstaten, en de verdachte in deze strafzaak kon er rechtsbescherming aan ontlenen.
Met deze uitspraak werd duidelijk dat internationaal recht rechtstreeks kan doorwerken in de Nederlandse rechtsorde. Dat was lang voordat de Grondwetswijziging van 1953 de verhouding tussen het nationale en het internationale recht in vergelijkbare zin regelde.  

Ook maakt deze uitspraak duidelijk dat bij de uitleg van een wettelijke bepaling door de rechter uitgangspunt is dat de Nederlandse wetgever niet eenzijdig wil afwijken van een verdrag dat werking heeft in Nederland. Dat was lang voordat in 1969 in het Weens Verdragenverdrag de regel kwam te staan dat een verdragspartij zich niet mag beroepen op de bepalingen van zijn nationale recht om het niet ten uitvoer leggen van een verdrag te rechtvaardigen.

De zaak

Een boer vervoerde in maart 1918 over zijn land in Noord-Limburg een zak rogge van 47,5 kilo. Na een grenswijziging in 1816 lag zijn land deels in Nederland en deels in Duitsland. Hij werd beboet voor twee feiten, het vervoeren van goederen naar het buitenland zonder geldige documenten en het aangeven bij de douane van een goed waarvan de uitvoer (tijdens de Eerste Wereldoorlog) was verboden.

De grenswijziging was tot stand gekomen in het Tractaat van Aken (ook wel Grenstractaat genoemd). Dit verdrag was in 1816 gesloten tussen Nederland en Pruisen en in 1850 in het Staatsblad geplaatst. Het strekte ter uitvoering van onder andere een bepaling in het Algemeen Verdrag van Wenen van 1815. Het Algemeen Verdrag van Wenen legde vele grenswijzigingen vast. Werd land als gevolg van zo’n grenswijziging doorsneden, dan mocht de landeigenaar daarvan volgens dat verdrag geen nadeel in zijn bedrijf ondervinden.

De boer kwam bij de strafrechter op tegen de aan hem opgelegde boete. Hij voerde tot zijn verdediging aan dat hij op grond van het Tractaat van Aken tot het vervoer van zijn zak rogge over zijn land was gerechtigd.

Uitspraken rechtbank en hof

De rechtbank sprak de boer vrij.

Het hof veroordeelde hem in hoger beroep tot een geldboete van vijf gulden met vervangende hechtenis van tien dagen en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen zak rogge. Tegen die veroordeling stelde de boer beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatieklachten

De boer voerde aan dat het Tractaat van Aken belette dat de toepassing van de Nederlandse wetgeving die na het begin van de Eerste Wereldoorlog was ingevoerd, naar een veroordeling kon leiden.

Uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde dat het Tractaat van Aken dubbele werking had. Nederland was tegenover de vreemde mogendheid gebonden (aan de grenswijziging tussen Nederland en Pruisen). De in het Tractaat bedoelde eigenaar van wie land door de grenswijziging kwam te liggen in Nederland en Pruisen, kwam het door een ieder te eerbiedigen recht toe om vrijelijk, behoudens aangifte bij douane-ambtenaren, de producten van het in Nederland gelegen deel van zijn land te vervoeren naar het in het buitenland gelegen deel van zijn land.
Dit recht was die eigenaar niet ontnomen door de wetgeving die tijdens de Eerste Wereldoorlog was ingevoerd. Hiervoor gaf de Hoge Raad twee redenen. Ten eerste bevatte die wetgeving geen bepaling over het Tractaat van Aken en is het bijzonder recht dat hierin is toegekend aan de landeigenaar, naast die wetgeving bestaanbaar. Ten tweede mag niet, tenzij de tekst van de wet ertoe dwingt, worden aangenomen dat de Nederlandse wetgever in enige wet eenzijdig en eigenmachtig zou zijn afgeweken van hetgeen bij bekrachtigd tractaat met een vreemde mogendheid is overeengekomen.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof. De zaak werd verwezen naar een ander hof, dat nog moest beoordelen of de boer zich daadwerkelijk kon beroepen op het recht dat hem in het Tractaat van Aken was toegekend. Daarvoor moest volgens de Hoge Raad komen vast te staan dat de door de boer vervoerde rogge was geteeld op grond behorend bij een landbouwbedrijf dat deels aan de ene kant en deels aan de andere kant van de Nederlands-Pruisische grens was gelegen.

Publicatie op rechtspraak.nl: ECLI:NL:HR:1919:126