Veroordeling tot 30 jaar gevangenisstraf wegens onder meer moord en drie pogingen tot moord in Amsterdam-Zuidoost blijft in stand

17 oktober 2023

De veroordeling wegens onder meer moord op een 19-jarige man en drie pogingen tot moord op 2 mei 2018 in de Krootstraat en de Krombekstraat in Amsterdam-Zuidoost blijft in stand. Dat geldt ook voor de opgelegde gevangenisstraf van 30 jaar. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak
Op 2 mei 2018 vonden kort na elkaar drie schietincidenten plaats in de (omgeving van de) Krootstraat in Amsterdam-Zuidoost. De schietincidenten hielden verband met een gestolen busje (een Mercedes Vito) met daarin een verborgen ruimte met cocaïne. De Mercedes Vito was eind april 2018 bij de politie als gestolen opgegeven. Op 2 mei 's avonds zag een betrokkene de Vito rijden. Deze betrokkene waarschuwde de verdachte en een ander om de bus terug te pakken. De verdachte ging naar de opgegeven plaats. Bij aankomst heeft de verdachte met een vuurwapen geschoten op de 19-jarige bestuurder van de Vito en op een andere man die de Vito in een andere auto vergezelde. De bestuurder van de Vito overleed ter plaatse en de man in de andere auto werd met zware verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. Kort vóór deze schietpartij schoot de verdachte ook op twee mensen in een Toyota die bij toeval in de buurt reed van de gestolen bestelbus.

De rechtbank veroordeelde de verdachte wegens onder meer doodslag en drie pogingen tot doodslag tot twintig jaar gevangenisstraf. Het gerechtshof was van oordeel dat de verdachte niet alleen opzettelijk maar ook met voorbedachte raad had gehandeld en kwam tot een zwaardere bewezenverklaring, moord en drie pogingen tot moord, en legde 30 jaar gevangenisstraf op.

De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)
De advocaten van de verdachten vroegen de Hoge Raad de uitspraak te vernietigen. Er zijn in de zaak meerdere cassatieklachten ingediend waaronder een klacht tegen de afwijzing van het verzoek om een getuige te horen. De afwijzing door het hof is volgens de verdediging niet begrijpelijk en niet verenigbaar met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Advies advocaat-generaal (AG)
De AG adviseerde de Hoge Raad op 11 juli 2023 de veroordeling van het hof in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad
Naar aanleiding van de zogenoemde Keskin-uitspraak, heeft de Hoge Raad eerder geoordeeld dat het belang van de verdediging bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige die de verdediging nog niet heeft ondervraagd, terwijl deze getuige al eerder een belastende verklaring heeft afgelegd. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. In dat geval hoeft de verdediging het verzoek niet te onderbouwen.

Volgens het hof had het getuigenverzoek van de verdediging in deze zaak geen betrekking op een belastende getuige in de zin van de Keskin-jurisprudentie. De verdediging wenste de op te roepen persoon te horen omdat hij ‘mogelijk een ontlastende getuige’ is, maar dit heeft de verdediging niet onderbouwd. Door het niet horen van deze persoon als getuige wordt de verdediging volgens het hof niet redelijkerwijs in haar belangen geschaad.

Dit oordeel vindt de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. Weliswaar heeft deze persoon als getuige een belastende verklaring afgelegd die door het hof voor het bewijs is gebruikt, maar over die verklaring wenste de verdediging hem niet te horen en zij heeft die verklaring ook niet betwist. De verdediging wilde deze persoon horen over uitlatingen die hij heeft gedaan in een afgeluisterd gesprek met o.a. de verdachte. Die uitlatingen kunnen echter niet worden aangemerkt als een buiten de aanwezigheid van de verdediging afgelegde getuigenverklaring die de Hoge Raad in zijn eerdere uitspraak bedoelde, zodat de verdediging dat verzoek moest onderbouwen. Uit de onderbouwing die de verdediging heeft gegeven blijkt niet over welke aspecten de verdediging deze persoon wilde ondervragen. Zij heeft ook geen aanknopingspunten gegeven waarom het ondervragen van deze persoon kan leiden tot een andere, voor de verdachte niet-belastende waardering van de resultaten van het onderzoek. Daarbij betrekt de Hoge Raad dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een afgeluisterd vertrouwelijk gesprek, in een omgeving waar hij dacht veilig en onbespied te zijn, zelf heeft gezegd dat hij heeft geschoten.

De andere cassatieklachten falen eveneens. Dit brengt met zich dat de veroordeling van de verdachte en de opgelegde gevangenisstraf in stand blijven.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:1465