Advies plv. PG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen: arresten Hof van Justitie EU zijn niet van invloed op verzettermijn in consumentenzaken

22 september 2023

Zijn de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) van 17 mei 2022 van invloed op de toepasselijkheid van de wettelijke termijn van verzet in consumentenzaken als uit het verstekvonnis niet blijkt van (ambtshalve) toetsing van oneerlijkheid zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (de Richtlijn)? Die prejudiciële vraag ligt voor bij de Hoge Raad. Plaatsvervangend procureur-generaal (plv. PG) Wissink adviseert de Hoge Raad in zijn conclusie dat deze arresten van het HvJ in zijn visie de verzettermijn in consumentenzaken onverlet laat.

Vragen kantonrechter

De kantonrechter te Amsterdam heeft in een huurzaak prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de mogelijke gevolgen van vier arresten van de Grote Kamer van het HvJ van 17 mei 2022 voor de toepassing van de verzettermijn in consumentenzaken. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op de vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in de concrete zaak die in dit geval aan de kantonrechter is voorgelegd en dezelfde vraag moet aan de orde zijn in vergelijkbare zaken.

De eerste vraag van de kantonrechter is of de arresten van het HvJ meebrengen dat de verzettermijn van artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) buiten toepassing moet worden gelaten als uit een verstekvonnis in een consumentenzaak niet blijkt dat de rechter heeft getoetst aan de Richtlijn. Voor het geval dat deze vraag bevestigend beantwoord moet worden, stelt de kantonrechter een aantal vervolgvragen.

Advies plv. PG

In zijn advies van 19 september 2023 komt de plv. PG tot de slotsom dat de arresten van het HvJ niet vereisen dat de verzettermijn buiten toepassing wordt gelaten. Wel volgt uit de rechtspraak van het HvJ dat geen gezag van gewijsde toekomt aan een verstekvonnis voor zover de Richtlijn van toepassing is, maar de rechter niet daadwerkelijk aan de Richtlijn heeft getoetst of uit het verstekvonnis niet blijkt dat toetsing aan de Richtlijn heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat in een latere procedure alsnog aan de orde kan komen of bepaalde bedingen oneerlijk zijn. De rechter moet dan zo nodig ambtshalve toetsen of de overeenkomst valt onder de Richtlijn en eventueel oneerlijke bedingen bevat. Volgens de plv. PG is er voor de Hoge Raad geen aanleiding om op dit punt prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ.

De plv. PG adviseert de Hoge Raad om de eerste vraag van de kantonrechter ontkennend te beantwoorden en af te zien van beantwoording van de overige vragen.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de plv. procureur-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De plv. procureur-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2023:817